Europa, Europa
congres, De Balie, december 1995,
lezing

Europa is een boekenkast
 

Ik reis niet, ik lees.

Reizen in Europa is voor mij een paradox: ik beweeg me, maar kom niet van m'n plaats. Ik ben in Europa.

Om te reizen - over land of in de tijd -, hoef ik maar op te staan, me om te draaien naar mijn Boekenkast en ik ben waar ik zijn wil. Om aanspraak te hebben, hoef ik maar een boek open te slaan, en ik geraak in een vriendelijke conversatie, of een fel debat met mijn buren - die van vandaag, of die van eeuwen geleden.

In de intimiteit van mijn bibliotheek, kijk ik om me heen en voel me geborgen. Hier ben ik thuis, hier wonen mijn vrienden.

Dit bewustzijn van gelijktijdigheid en relatieve 'plaatsloosheid' is van essentieel belang voor de cohesie van de Europese cultuur. Bij alle regionale en nationale verschillen, is Europa gekenmerkt door een sterke gemeenschappelijke onderstroom - die van de verhalen, die telkens opnieuw, telkens iets anders en telkens gelijk geschreven worden.

Wanneer de Europeaan de herinnering aan deze verhalen verliest, houdt hij op Europeaan te zijn.

Wie Europa wil begrijpen - als culturele entiteit, als cultuur - doet er goed aan zich dit halve continent als Boekenkast voor te stellen. Europa bestaat uit een verzameling verhalen, Grote en Kleine; Europa is een Boekenkast.

Die bibliotheek is gebouwd rond een plein waar men zich verzamelt, spreekt, en het gesprokene adstrueert door telkens naar bepaalde plaatsen in de boekenkast te wijzen, door zich voor bepaalde planken op te stellen en, gesteund door tientallen ruggen, te spreken.

De boekenkast is de vier muren van een kloostercel, waardoorheen, als door een transparante wand, de wereld zich helder en concreet laat zien.
Gefragmenteerd en toch samenhangend.

Zoals deze metaforiek al doet vermoeden, bestaat de kern van de Boekenkast uit een verzameling metaforen, verhalen die verbeelden wat wij, Europeanen, zijn.

Waar gaan die verhalen over?

Ze gaan over alles waarover altijd in alle culturen, ook de niet-Europese, wordt verteld. Leven, dood, liefde, haat, die dingen. Maar dat alles bekeken met een scherp oog voor dat ene, typisch Europese, thema, dat in vrijwel elk Europees verhaal van de afgelopen 3000 jaar is terug te vinden: het thema van de onoverbrugbare grens tussen Ik en het Andere, het kwellende probleem van de discontinuïteit tussen subject en object - "l'Enfer, c'est les autres", zo vatte Sartre het samen.

Van Narcissus tot Der Mensch ohne Eigenschaften, van Pygmalion tot Beuys en van Plato tot Richard Rorty zijn Europese verhalenvertellers gefascineerd door die paradoxale grens tussen het individu en het hem omringende, en bezeten van de onmogelijke wil om die grens op te heffen, al is het maar in een verhaal.

Talloos zijn de verhalen over grensoverschreidingen, discontinuïteiten, te beginnen met Adam en Eva en Prometheus, die weliswaar streng gestraft worden, maar wier overtredingen tegelijkertijd onvermijdelijk, ja, noodzakelijk schijnen, en ewig wiederkehrend. De Europeaan heeft van de Boom der Kennis geproefd, en zal zich de smaak voor altijd herinneren.

Het is alsof de Europese geschiedenis deze fantasieën illustreert. Talloos zijn de pogingen van historische Europeanen, afkomstig van verschillende plekken en uit verschillende deelculturen, om het andere, vreemde, onbekende in te lijven bij het eigene, onvervreembare, bekende. Talloos de pogingen om de 'hel van de anderen' te herscheppen tot een aards paradijs, om het onderscheid tussen God en zijns gelijken ongedaan te maken.

De Europeaan is verankerd in deze verhalen, of hij nu uit Athene komt of uit de Languedoc, uit Wenen of uit Umbrië, uit Amsterdam, Parijs of Pruisen. Hij kan lezen en schrijven, spreken en denken met eenieder die tussen de Bosporus en Gibraltar dezelfde verhalen kent.

-

Wanneer ik zeg dat ik besta uit deze boekenkast, uit die verhalen, uit die gegroeide samenhang van mythen en romans, theologieën, filosofieën en theorieën, geef ik blijk van een erkenning, die tegenwoordig klinkt als een open deur, of wat altmodisch, wat nostalgisch.

Immers: de Postmoderne condition humaine bevestigt weliswaar dat wij bestaan uit teksten, maar wil tevens dat die teksten evenzovele fragmenten zijn, geschiedenisloze brokstukken, scherven van een nooit meer te lijmen beeld.

Het lijkt een open deur om te wijzen op het feit dat die scherven ooit één naadloze structuur vormden, ooit deel waren van een ogenschijnlijk hecht geheel -- te wijzen op de idee dat al die fragmenten ooit in samenhang gedacht zijn, lijkt hopeloos passé.

De open deur komt uit op een leegstaande ruimte, op een plaats die, naar men zegt, virtueel is geworden. Of die het misschien altijd al was, die misschien altijd alleen maar in de fantasie heeft bestaan, maar nooit 'echt' was, zoals men vroeger beweerde.

-

'Alles is Onecht' heet een bundel gedichten van Gerrit Komrij. Daar staat ook:

"Wij lazen op een stenen bank van hout
 Een boek dat dicht was, langs de hemel dreven
 Dolfijnen, het was dertig graden koud.
 Al honderd jaar zaten wij daar even."

Het gedicht heet 'Echoput', en het is een mooie beschrijving van de echoput die mijn boekenkast is: wat je er in roept komt terug, onherroepelijk, en vervormd, becommentarieerd, vervreemd, geannoteerd, anders geworden.

Even verderop in hetzelfde gedicht staat nog:

"We zagen woorden die niet zichtbaar waren."

Maar ze zijn er, ze bestaan in ons, en wij bestaan uit hen, het kan niet genoeg benadrukt worden!

-

Men zegt wel dat we in een tijd leven, waarin geen plaats meer is voor Grote Verhalen. Dat de ideologische kaders, die onze cultuur eeuwenlang bijeen hebben gehouden, doorgeroest en obsoleet geworden zijn. Dat het Huis Van Europa, toen het uitgroeide tot het Gebouw Van De Wereld, zijn architectonische eigenaardigheid heeft verloren, en daarmee zijn symboolwaarde: Dat het geen HUIS meer is, maar een utilitair gegeven, een dak als elk ander, met een onoverzienbare hoeveelheid kamers-met-de-deuren-op-slot.

En met een bewakingsdienst ervoor.

Men zegt wel dat de Grote Verhalen uiteen zijn gespat. Maar het voortdurend herhalen van die litanie tegen oude denkwijzen en oude ideologische verankeringen, neemt langzamerhand zelf de vorm aan van een Groot Verhaal. Het is op de keper beschouwd een variant van het grootste Europese Verhaal.

Want als er in Europa iets eeuwig is, is het die continue dialectiek van in elkaar besloten oude en nieuwe gedachten, dat vraagstuk van de vereniging van het onverenigbare, van het samenbrengen van delen die elkaar schenen uit te sluiten. Voor dit vraagstuk worden al 3000 jaar, in het volle bewustzijn van de hopeloosheid ervan, antwoorden geformuleerd en vervolgens weer verworpen.

Het zou het levensmotto van de Europeaan kunnen zijn - de waarheid die sluimert onder Descartes' adagium - Ik twijfel, dus ik besta.

Ik geloof er niks van dat er geen plaats meer zou zijn voor Grote Verhalen, ook omdat ik ze om me heen nog steeds in werking zie, al worden ze betwijfeld, al worden ze niet meer letterlijk genomen. Maar wat dat betreft is er weinig reden tot ongerustheid: vlak voor het begin van onze jaartelling merkte de Romeinse geschiedschrijver en politicus Sallustius al op:

"Deze dingen zijn nooit gebeurd, maar ze zijn altijd."

Er is iets anders aan de hand: Hier, in de boekenkast die Europa is, vindt een inventarisatie plaats, de zoveelste herschikking van al het gedachte en geschrevene, waar een wat afstandelijk mens met enig historisch bewustzijn, glimlachend van herkenning naar kan kijken.

Mijn Boekenkast staat er vol mee, met die heroïsch beschreven pogingen om ook de laatste grens te overschrijden, om ook de laatste witte plek op de kaart van de mens en de kosmos te betreden en tot thuis te verklaren. Om vervolgens te erkennen dat dit huis geen wezen heeft, maar slechts tijdelijk en schijn is.

Bij alle historische en ideologische discontinuïteit is het eigenlijk opvallend hoezeer de onderstroom van het Europese denken gebed blijft in dezelfde verweerde en oeroude bodem: de Boekenkast - de talloze verhalen die wij elkaar in Europa sinds mensenheugenis vertellen, steeds anders, steeds nieuw, steeds polemiserend met het vorige verhaal, maar telkens teruggrijpend op een oude traditie, die van de discontinuïteit en de twijfel.

De enorme continuïteit van die Verhalen is een troost en een waarschuwing, wanneer we denken aan Europa.

Dat denken wordt, geheel in de geest van de tijd, op dit moment vooral gevoed door het besef van de talloze verschillen en geschillen die er op vrijwel elk niveau van samenwerking tussen de leden van de Europese Unie bestaan.

Verschillen tussen nationale en lokale culturen, verschillen in economische ontwikkeling en welvaart, verschillen tussen stad en platteland, verschillen in wetgeving en bestuur, enzovoort enzovoort.

Die verschillen zijn er altijd geweest, liggen zelfs ten grondslag aan veel van de welvaart die geheel Europa deelt. Die verschillen koste wat het kost te willen bestrijden, is misschien vanuit een 'managements' idee te begrijpen, maar vanuit een Europees cultureel perspectief zinloos en gevaarlijk. Zinloos, omdat dat idee voorbijgaat aan het centrale Europese gegeven van eenheid in verscheidenheid, van de continuïteit van de discontinuïteiten; gevaarlijk omdat het oplossen van problemen op economisch niveau zelden recht doet aan de culturele oorzaken ervan.

Indien de politiek zich blindelings laat leiden door de economische raison, zal ook op politiek niveau geen modus gevonden worden voor een vruchtbare omgang met de typisch Europese cultuur van het verschil, die ons geestelijk kapitaal is.

In het huidige debat over de eenwording van Europa, fungeren de politiek en de economie als 'ideologieloze' instrumenten, zonder culturele verankering en dus zonder legitimatie.

Uit alle commotie rond 'Maastricht' blijkt dat die legitimatie een vereiste is voor de acceptatie van de politieke, of staatkundige realisatie van een idee dat al zeer lang een van de meest essentiële onderhuidse dromen en herinneringen van dit half-continent is.

Ik ben van mening dat 'Europa', de Europese Unie, eerst en vooral gefundeerd dient te worden op die gezamenlijke culturele grond, en niet uitsluitend op economische of daarvan afgeleide politieke opportuniteiten.

De culturele dimensie van de Europese Unie wordt stelselmatig onderschat, of for granted genomen op een manier die veel weg heeft van negatie.

De culturele verankering van de Europese Unie begint met de herbevestiging van de Europese culturele identiteit, met een besef van 'Europeesheid', en een daaruit voortvloeiend besef van noodzakelijkheid, of liever, wenselijkheid.

Wij weten sinds Alexander de Grote, sinds Caesar en Augustus, sinds Karel de Grote en Karel Vijf, sinds Napoleon, en zeker sinds Hitler, dat de droom van een politieke vertaling van dit culturele gegeven, de Wahlverwandtschaft tussen de Europese landen, nachtmerrie-achtige kanten heeft. Dat maakt de droom problematisch - wij zijn voor een belangrijk deel het resultaat van een nachtmerrie -, maar niet ongedroomd:

De droom van een Europa, dat tussen de Bosporus en Gibraltar vrij is in het uitwisselen van verhalen, oude en nieuwe, op door ieder herkende thema's, verstaan door iedereen, telkens anders verteld, die droom maakt deel uit van het Grote Verhaal van Europa. Het is zinloos en historisch onverantwoord om die droom weg te wensen.

Het is zaak die droom in goede banen te leiden. Er - opnieuw - een goed verhaal van te maken.

De grootste taak die de Europese intellectuelen, die essentiële elite van verhalenvertellers en -bedenkers, in het economisch en politiek verenigd Europa rest, is aan dat verhaal te blijven schrijven, eraan te werken dat de inhouden, de symbolen en metaforen waarop en waaruit Europa gebouwd is, niet verdunnen tot een Succes-agenda-citatenreeks, tot een onaantastbare canon, waaraan slechts de economische en politieke elite lippendienst bewijst, en die door de rest van de bevolking als achterhaalde Quatsch terzijde wordt geschoven... Juist daarom is het noodzakelijk om Grote Verhalen te vertellen en opnieuw te vertellen. Ze zijn er, dááraan hoeft niet te worden getwijfeld!

We moeten onze boekenkast niet alleen beheren en koesteren als een museumstuk, we moeten er mee werken, want we wonen erin.

Europa bestaat.

De landen van de Europese Unie zijn al eeuwenlang niet zomaar buren, ze zijn familie.

Wanneer dus gestreefd wordt naar steeds verder gaande economische en politieke integratie in Europa, is dat niet meer en niet minder dan het continueren van een eeuwenoud verhaal, een twee en een half millennia oude droom.

Nu is bekend dat er tussen droom en daad wetten in de weg staan, en praktische bezwaren. Maar even bekend is dat we in Europa voor dergelijke banale obstakels nooit veel respect gehad hebben.

De vraag naar een Verenigd Europa is dus niet: OF, maar: HOE.

Het Verdrag van Maastricht geeft een globaal antwoord op die hoe-vraag. Dat antwoord is niet volledig en nog vol van tegenstrijdigheden, maar op zichzelf niet incoherent: het geeft een richting aan, die consistent is met de oude droom van een Verenigd Europa-van-de-ideeën. Het is zinloos die droom te ontkennen of te bestrijden - ze is deel van onze identiteit.

Nu de (van oorsprong Europese) economie een wereldomspannend netwerk is geworden, doet de verwantschap tussen de oude Europese staten zich op twee manieren des te sterker voelen:

Europa is het idee kwijt het centrum van de wereld te zijn, en wordt gedwongen haar identiteit te herdefiniëren ten opzichte van andere centra (Amerika, Japan, Azië, het Nabije Oosten). Economische en politieke integratie kunnen een zeer belangrijke rol vervullen in die herdefiniëring van de Europese identiteit.

Ten tweede treedt scherper dan ooit aan het licht dat onze welvaart is gebaseerd op grensoverschrijdende samenwerking. Het economische en politieke blok, dat Europa in de wereld moet vertegenwoordigen, dient niet (meer) om die wereld te veroveren, maar vooral om onszelf, temidden van ons gelijken, te handhaven.

Men kan dus mijn stelling omdraaien: Europese economische en politieke integratie is een noodzakelijke voorwaarde voor het overleven van de Europese cultuur.
 




max bruinsma