Infodrome
Issuepaper
ICT & cultuur

De toekomst als kunstwerk
Max Bruinsma

Der vor dem Kunstwerk sich Sammelnde versenkt sich darein; er geht in dieses Werk ein, wie die Legende es von einem chinesischen Maler beim Anblick seines vollendeten Bildes erzählt. Dagegen versenkt die zerstreute Masse ihrerseits das Kunstwerk in sich. (-)
Die Rezeption in der Zerstreuung, die sich mit Wachsendem Nachdruck auf allen Gebieten von Kunst bemerkbar macht und das Symptom von tiefgreifenden Veränderungen der Apperzeption ist, hat am Film ihr eigentliches Übungsinstrument.
Walter Benjamin, 1936

Presumably man's spirit should be elevated if he can better review his shady past and analyze more completely and objectively his present problems. He has built a civilization so complex that he needs to mechanize his record more fully if he is to push his experiment to its logical conclusion and not merely become bogged down part way there by overtaxing his limited memory. His excursion may be more enjoyable if he can reacquire the privilege of forgetting the manifold things he does not need to have immediately at hand, with some assurance that he can find them again if they prove important.
Vannevar Bush, 1945

inleiding
De vraag naar de culturele effecten van ICT roept een mix van technologische, historische en metaforische feiten en beelden op, waarvan het niet zeker is of ze een oplossing vormt of een emulsie...

De toekomst herlezen, jaren nadat er met gretig enthousiasme over werd gespeculeerd, heeft iets vertederends en alarmerends tegelijk. Wat verbaast ons in de details van het verhaal over de toen nog ongewisse toekomst het meest: de overeenkomsten of de verschillen? Achteraf is het makkelijk om wat lacherig te constateren dat MIT-onderzoeker Vannevar Bush ons in 1945 in zijn toekomstbeeld massaal met instantfotografie en microfilm in de weer zag. Maar waarschijnlijk is zijn observatie dat het collectieve geheugen van onze cultuur vergaand geautomatiseerd zou worden - moest worden - een veel belangrijker inzicht dan zijn vergissing met betrekking tot de media waarmee die automatisering gerealiseerd kon worden. Het is vanwege die vooruitziende blik op de culturele noodzaak van automatisering, dat Bush algemeen wordt erkend als een van de aartsvaders van hypertext, het associatief gelinkte netwerk van bronnen en informatiefragmenten dat de culturele grondgedachte is achter het Internet. Bush heeft het over trails, paden langs teksten, beelden, gesprekken, aantekeningen, die vastgelegd worden op het moment zelf dat men ze bewandelt. Wie nu zijn informatie op het Internet zoekt, weet dat dergelijke trails te traceren zijn in de history files van zijn browser, en beseft dat, ook onder exponentieel betere technologische voorwaarden dan Bush zich kon voorstellen, de inhoudelijke consequenties en mogelijkheden van zijn idee nog nauwelijks zijn gerealiseerd.

Aangezien de toekomst tegenwoordig sneller lijkt te komen dan in het verleden, is het verleidelijk om steeds eerder terug te blikken op de voorspellingen van vroeger, en steeds vaker te constateren dat men er toen behoorlijk naast zat. Dat zou tot bescheidenheid moeten stemmen, en tot voorzichtigheid. Aan de andere kant wordt uit die relatief snelle controleerbaarheid van toekomstvoorspellingen ook duidelijk welke processen langzamer gaan, en welke als min of meer continue onderstroom van de cultuur vrijwel onveranderd blijven. Nog steeds genieten we van muziek en literatuur van decennia, van eeuwen terug. Nog steeds zijn onze denkers in debat met voorgangers die hun visie op de wereld millennia geleden formuleerden. En nog steeds gebruiken we metaforen die al eeuwenlang hetzelfde streven uitbeelden.

In zijn boek Interface Culture - How new technology transforms the way we create and communicate gebruikt Steven Johnson de metafoor van de kathedraal, een hybride van gebouw en kunstwerk, die voorzag in een voedende habitat waaraan andere kunsten, schilderkunst, beeldhouwkunst, muziek, literatuur, zich hechtten als schelpen aan een rots. In zijn boek argumenteert Johnson dat de kathedraal van de toekomst "de interface" is, de nexus van alle kunsten en wetenschappen van onze tijd. Hij haalt de dichter Coleridge aan, die over kathedralen zei dat ze "de oneindigheid voorstelbaar" maakten, en voegt eraan toe dat men hetzelfde kan zeggen over de moderne interface. Voor Johnson is de uitvinding van de grafische interface, de graphic user interface (GUI), geïntroduceerd door Apple in 1984 met de eerste Macintosh, "the single most important design decision of the pas half century [-] as meaningful as the cathedrals of the Middle Ages".

Johnson herinnert er ook aan dat Bush's idee van trails op zichzelf niet geheel nieuw was - Charles Dickens, de portretist van de onderbuik van de Engelse samenleving aan het eind van de negentiende eeuw, heeft het vaak over "links of association", narratieve associaties, die de naden vormden die het gefragmenteerde weefsel van de jonge industriële samenleving voor de lezer bijeenhielden. "Today's hypertext links attempt the same with information", voegt Johnson daar aan toe…

Ziehier een omtrek van wat de vraag naar de culturele effecten van ICT aan antwoorden kan oproepen: een mix van technologische, historische en metaforische feiten en beelden, waarvan het niet zeker is of ze een oplossing vormt of een emulsie. Men zou tegen Johnson's argument, dat 'de interface' het Gesamtkunstwerk van de toekomst is, kunnen aanvoeren dat het hier slechts om een instrument gaat, een manier van kijken en handelen hooguit. Je zegt ook niet dat 'het centraal perspectief' het kunstwerk van de Renaissance is. Aan de andere kant is het een van de mantra's van onze tijd dat het onderscheid tussen tools and tales, tussen inhouden en de instrumenten waarmee die gecommuniceerd worden, aan het vervagen is - als het al niet vrijwel geheel is verdwenen.

Ook uit gesprekken met mensen die werken in het brandpunt van wat nu 'de technologische cultuur' heet, blijkt vaak dat nog te weinig wordt begrepen hoe technologische ontwikkeling en vernieuwing zich verhouden tot inhoudelijk culturele. Is een internetkunstwerk een nieuw soort kunstwerk omdat het van een nieuw medium gebruik maakt? Kan een electronisch boek dezelfde culturele waarde hebben als een gedrukt boek? Is een digitale film iets anders dan een traditioneel op celluloid gedraaide? Verandert een opera als je er in het theater digitale 'boventitels' bij aanbiedt? Met Marshal McLuhan's slogan "The medium is the message" in het achterhoofd moet je bijna constateren dat dat zo is - dat de nieuwe media persé de daarin gemedieerde inhouden bepalen, beïnvloeden of tenminste - om McLuhan's originele uitspraak in herinnering te brengen - masseren…




totale communicatie
Het beeld van de 'totale communicatie', dat gesuggereerd wordt door de technologische aspecten van ICT, blijkt overtrokken en deels gevaarlijk te zijn als we naar de culturele effecten kijken...

Gezegd is wel dat de computer, door de immanente beschikbaarheid van alle denkbare informatie op elk moment, een radicale Umwertung heeft veroorzaakt van begrippen als 'geschiedenis', 'herinnering', 'betekenis', 'waarde', 'waarheid'. Want wat is 'herinneren' nog als het zich buiten de tijd afspeelt? Wat is 'geschiedenis', als de afstand tussen heden en verleden lijkt op te lossen in een aaneenschakeling van herhalingen, re-runs en anachronistische hybriden van historisch en hedendaags materiaal? Bush's optimistische kijk op the privilege of forgetting heeft als keerzijde de waarschuwing van George Steiner, dat een cultuur die zijn herinnering uitbesteedt aan machines, zijn geheugen verliest. De technologische beschikbaarheid van informatie zegt dus weinig over de culturele waarde of werking ervan. Hoe wordt die informatie gebruikt, geactiveerd?

Van Weelden: "Aan het begin van de jaren 'tachtig sprak men in feministische kringen van de politiek van het persoonlijke; nu zou je kunnen spreken van een hyperpolitiek bewustzijn. Een bewustzijn dat niet alleen de eigen persoonlijke uitgangspunten als vertrekpunt neemt van zijn zoeken, maar een zoeken dat bovendien gevoed is met een heldere terugblik op alle antwoorden die ooit op vergelijkbare vragen zijn gegeven..."

De beschikbaarheid van kennis relativeert die ook. De Waarheid, die vroeger 'objectief' was, is nu een subjectief samenstel van ad-hoc keuzes uit de baaierd van informatie die op een muisklik afstand van de elke vraag ligt. Voor zover een waarheid in praktische zin nog bestaat, wordt ze elk moment getest en bijgesteld (Vuijk, 1992), al naar gelang de eisen van de context waarbinnen ze gezocht en gevonden wordt, en de regels die daar gelden, of het nu de codes van een life style zijn, de spelregels van een on-line game, of de gedragingen die een interface ontwerp oplegt aan de gebruiker.

Velthoven: "Interface vind ik de buitenkant, de oppervlakte, de laag waarmee je een applicatie bestuurt. Het gedrag ontwerpen van een applicatie gaat veel dieper dan vormgeving van de besturing. Dat geldt in heviger mate voor connected omgevingen, daar gebeuren veel krachtiger dingen, dingen die ook cultureel veel heftiger, veel verdergaand zijn… Dan gaat het minder over het aansluiten van het ene niveau op het andere, die dunne laag tussen een applicatie en zijn bediening, maar om de feitelijke structuur van het organisme. Het ontwerpen van gedrag, van spelregels, is een auteurschap van relaties - dat gaat over grote structuren…"

De vraag naar de relatie tussen de technologische en de culturele (nog even los van de economische) aspecten van veranderingen in de omgang met informatie en kennis en de verwerving en ontsluiting daarvan, is op elk moment dat een nieuwe technologie zich aandiende opnieuw gesteld, en telkens is geconstateerd dat het niet de technologie op zich is, maar de manier waarop ze gebruikt wordt en het gedrag van haar gebruikers bepaalt, dat de diepgaande effecten op de cultuur teweeg brengt (o.a. Steiner, 1974).

Van Weelden: "Het weten is in zijn twee belangrijkste functies, onderzoek en kennisoverdracht, door de invloed van de technologische vernieuwingen diep veranderd. De wijze waarop kennis verworven wordt, geclassificeerd wordt, beschikbaar wordt gemaakt, en ingezet wordt (politiek/sociaal) is onvergelijkbaar met het voor-technologische tijdperk. Alles wat de mensheid ooit heeft voortgebracht aan kennis zal moeten worden vertaald naar de condities van de nieuwe media. Aangezien een aanzienlijk deel van onze cultuur nooit vertaalbaar zal zijn naar die 'machine-taal', dreigt dus het reëele gevaar dat belangrijke delen van onze kennis en cultuur verwaarloosd zullen worden en in onbruik raken - beschikbaar alleen voor hen die nog ervaring hebben met 'oude' media."

Van Weelden's zorg is een oude: bij elke nieuwe technologie is gezegd dat ervaring en kennis die opgedaan was met de vorige verloren zal gaan, in onbruik zal raken of zal vervlakken tot lege consumptie. Dat was al zo toen Socrates weigerde zijn gesproken leringen op schrift te stellen, met het argument dat een geschreven tekst de lezer lui maakt: hij hoeft immers niet meer uit zijn hoofd - in zijn hoofd - de argumentatie opnieuw te denken, en zo de kennis die hem is verteld actief te reconstrueren.
Een vergelijkbaar bezwaar werd gehoord vlak na de uitvinding van de boekdrukkunst: dat het mechanische reproductieproces kennis te makkelijk beschikbaar zou maken, terwijl men toch vroeger, door het moeizaam met de hand kopiëren van eerdere handschriften, gedwongen werd de tekst tot in de kleinste details in zich op te nemen en, actief, te weerspiegelen. De gedachte dat het reproduceren van een tekst wezenlijk minder werk zou zijn dan het schrijven ervan, werd door sommigen gezien als een verlies, in plaats van als winst. Ook nu, nu informatie- en communicatietechnologie de beschikbaarheid van kennis exponentieel lijkt te vergroten, wordt de zorg gehoord dat die versnelling ten koste zal gaan van het verwerven van inzicht, dat tijd kost.

Nevejan: "Ik ben soms bang dat het niet meer gaat om de message, noch om het medium, maar - met Baudrillard - alleen nog maar om het connected zijn. Je ziet dat aan de trend van de experience economy, waarbij vergeleken Neil Postman’s notie "wij amuseren ons kapot" een fors understatement blijkt te zijn. De ervaring zelf is daarin haar context en daarmee haar betekenis in historisch en fysiek perspectief verloren."

Het beeld van de totale communicatie, dat we krijgen als we naar de technologische aspecten van ICT kijken, blijkt overtrokken te zijn als we naar de culturele effecten kijken, en deels gevaarlijk. Het gevaar ligt in de gedachte dat de op zich terechte aandacht die nu naar 'nieuwe media' gaat, ten koste kan gaan van de aandacht voor 'traditionele' communicatiemethoden. Een van de meest fundamentele daarvan, 'leren lezen en schrijven', wordt nochtans eerder meer dan minder belangrijk. Ook andere vormen van communicatie, zoals verbale uitdrukking, 'emotionele intelligentie', lichaamstaal, omgangsvormen, worden door het vergroten van de sociale omgeving die impliciet is in de communicatie via ICT eerder meer dan minder belangrijk. Daarbij moet de waarde van fysiek, oog-in-oog contact niet worden onderschat, ook al lijkt het soms dat informatie sneller en efficiënter kan worden overgebracht via al of niet geautomatiseerde digitale media...

Van der Meulen: "De idee van een mens, een fysiek iemand die je kan vertellen wat je wilt weten, die je kunt uitleggen wat je zoekt of bedoelt, die mens blijft belangrijk! Wat dat betreft blijft de telefoon soms een beter medium dan het Net - een echte stem, waarmee je kunt praten..."

De stem is in deze context de rol van de traditionele bemiddelaars in de kunsten, de critici, curatoren, galeriehouders etc. Die stem wordt door gebruik van ICT misschien anders gemedieerd, maar verandert op het eerste gezicht niet wezenlijk. Hooguit wordt ze belangrijker, omdat de mediatoren bereikbaarder worden voor een breder publiek.

Van der Meulen: "ICT leidt waarschijnlijk tot intensivering van communicatie, niet alleen kwantitatief, maar vooral kwalitatief. Tegelijk is er nog steeds een duidelijke afbakening van het eigen terrein tussen verschillende bemiddelende instanties: galeries zullen virtuele ruimtes gaan inrichten, musea gaan on-line folders publiceren en hun collecties via het Web toegankelijk maken, en tijdschriften zullen de kritische discussie naar het Web verplaatsen. Volgens mij blijft in ieder geval voorlopig iedereen bij z'n eigen leest en zie je niet veel meer dan een uitbreiding van het eigen medium op het Web, simpelweg een 'extra' pagina, een 'extra' tentoonstellingsruimte…"

Dat neemt niet weg dat er in principe een veel intensere communicatie mogelijk is tussen de verschillende stemmen in hun diverse eigen contexten. En belangrijker, dat de communicatie die al bestaat tussen de actoren in het culturele veld onderling, gekoppeld kan worden aan die van de culturele consumenten, aan de lezers, luisteraars, kijkers, kopers, gebruikers van cultuur. De hiërarchie tussen bemiddelaars en consumenten verandert; enerzijds worden bemiddelaars door de enorme groei van informatie deste belangrijker - ze filteren de bulk voor mensen met gerichte interesses en weinig tijd -,

Rijken: "Over een paar jaar bestaat alle informatie in computers, zijn computers overal aanwezig en zijn ze allemaal met elkaar verbonden."

anderzijds kan de consument zelf gerichter op zoek gaan naar de gewenste informatie. De afstemming tussen het bemiddelende aanbod en de gerichte vraag zal ongetwijfeld tot andere, fijnvertakter, vormen van digest leiden, die één ding gemeen hebben: dat het Internet er het centrale medium voor is.




random auteurs
Interactie is, zeker in de kunsten, een nog goedeels onbegrepen, on-onderzocht en daardoor problematisch fenomeen. Kunstenaars en ontwerpers ontwikkelen zich tot regisseurs van processen…

Er is intussen een niet onaanzienlijk aantal kunstwerken gemaakt dat de gedachte van interactie exploreert, maar weinig daarvan is tot nu toe tot buiten de strikt experimentele kanalen doorgedrongen.

Nevejan: "De experimentele podia, hoe belangrijk die op zich ook zijn als inspirator van grotere instellingen, zijn te veel netkritiek en zetten zich bijna niet uiteen met mensen die niet tot de inner circle behoren. Het zijn teveel incidenten, ze bevatten te weing kennis, zijn niet doorwrocht, niet complex. Alleen de bytes zijn complex, niet wat ik meemaak - een olieverfschilderij heeft over het algemeen meer diepgang..."

Velthoven: "Er wordt op dit gebied nog bar weinig goede kunst gemaakt; er is nog weinig 'schoonheid en troost' - het is een nog zeer onvolwassen medium. Wat 'kunst' is zal op den duur ook wel veranderen, maar hoe de esthetische criteria zich gaan ontwikkelen onder invloed van ICT, dat is aan de kunstenaars. Dat moet ik gewoon afwachten, en intussen weet ik wat ik zelf 'goede kunst' vind. Maar het is ondenkbaar dat zo'n krachtige verandering in de media door de kunst zou worden genegeerd - meestal zijn ze de eersten die met nieuwe technologiën aan het experimenteren slaan."

Afgezien daavan, blijkt vaak dat de 'interactie' op dit moment eerder een vorm van door de beschouwer in gang gezette randomness is dan werkelijk zinvolle invloed op vorm en inhoud van het werk. De gedachte achter hypertext en andere vormen van interactief gebruik van nieuwe media, dat de 'lezer/gebruiker' de facto co-auteur/mede-ontwerper wordt is al zo oud als de betreffende media zelf (Nelson, 1965), of nog ouder (Bush, 1945), maar is tot nog toe zelden werkelijk in praktijk gebracht.
Daarvooor zijn wel enkele redenen aan te geven.
Ten eerste is de idee van auteurschap zeer diep in ons culturele fundament ingebed. 'Hoge cultuur' wordt gemaakt door individuen, niet door collectieven.
Ten tweede is de hoeveelheid werk die bijvoorbeeld een goede interactieve tekst vraagt een veelvoud van de hoeveelheid werk die een goede tekst vereist. Zolang de exponentiële vermenigvuldiging van varianten en verwijzingen in een tekst niet goeddeels geautomatiseerd kan worden opgevangen en verwerkt (door contextuele search- en link engines, een ook in de wereld van database beheer en archivering naarstig gezochte steen der wijzen...), zolang zal het werkelijk realiseren van een 'diepe' hypertext nog een ouderwets, en dus niet veelvuldig beoefend, monnikenwerk blijven.

Velthoven: "Hypertext is iets dat al heel lang bestaat, in de vorm van indexen, glossaria, commentaren etc. Het is een wijdverbreid misverstand dat te zien als nieuw aspect van 'nieuwe' media. Wat wezenlijk nieuw is, zijn relaties waarvoor de auteur de voorwaarden schept, zonder ze zelf, al of niet met de hand, te gaan invullen."

Een hiermee verband houdend probleem is dat van de rolverdeling tussen 'maker' en 'consument'. Wie 'maakt' wat voor wie? Het is op dit vlak dat commentatoren en makers de sterkste en meest diepgaande verandering in de kunsten zien.

Rijken: "De esthetiek van het handelen wordt net zo belangrijk als de esthetiek van het kijken, luisteren, lezen, etc. Denk aan computergames. Die halen hun esthetiek uit wat de gebuiker doet, wat hij meemaakt in een ontworpen omgeving met randvoorwaarden voor het eigen handelen. Er zijn hier parallellen met de installatiekunst. Ook daar bevindt de genieter zich in het werk. Games zijn er al, maar worden nog niet als kunst gezien."

Ook al zijn voor kunst die op interactieve leest is geschoeid nog weinig voor de hand liggende 'modellen', er kan al wel gezien worden dat de aandacht van avant-garde kunstenaars en ontwerpers verschuift van de eindproducten van hun werk naar de processen die eraan ten grondslag liggen.

Velthoven: "De definitieve verschuiving die in onze cultuur aan het optreden is, is de verschuiving van het auteurschap van concrete uitingen naar het auteurschap van processen. ICT leidt tot dynamische netwerkomgevingen, waarin je nog steeds - als je wilt - objecten kunt publiceren, maar waarin de nieuwe, en wat mij betreft de 'echte', auteurs degenen zijn die de processen ontwerpen die verschijningen en gebeurtenissen toestaan. Degenen die de 'spelregels' definiëren bepalen wat mensen met elkaar gaan doen in een connected omgeving - dat is een wezenlijk nieuwe vorm van cultuur maken. Dat 'meta-auteurschap', zoals het vroeger heette met verwijzing naar de rol van producenten en regisseurs, is de kern, de genius van het kunstenaarschap geworden."

Zo kunnen kunstwerken ontstaan die niet eerder gemaakt hadden kunnen worden en die cultureel begrijpelijk en effectief zijn door een participatie die aanzienlijk verder gaat dan het aanklikken van alternatieven, of het in gang zetten van min of meer random processen. Een doorslaggevend kwaliteitskriterium voor de beoordeling van het werk wordt dan de kwaliteit van de 'spelregels' of voorwaarden, en niet die van de uiteidelijke vorm.

Met dat al is wel een verandering te zien in de rol van kunstenaars en ontwerpers. Allereerst gaan ze meer op elkaar lijken. Nu ook in de kunst ICT - 'nieuwe media' en de computer - meer en meer wordt ingezet als medium in beide betekenissen (de traditionele van het materiaal van de kunstenaar, en de hedendaagse van het communicatiekanaal voor zijn werk), valt op dat vormen, inhouden, werkwijzen en communicatie van kunst en ontwerp steeds meer overeenkomsten vertonen. Nu de media de belangrijkste bron van visuele metaforen in onze cultuur zijn geworden, is in essentie elke kunstenaar impliciet een ontwerper. Sommige kunstenaars die zich dit realiseren, maken expliciet gebruik van de middelen en media van de ontwerpcultuur*, en tegelijk presenteren ook ontwerpers die zich bewust zijn van culturele aspecten in hun werk die de opdracht overstijgen, hun producten als kunst.

DEPT: "In principe maakt het ons niet uit of wat we maken 'kunst' of 'ontwerp' genoemd wordt. Het uiteindelijke werk moet op zichzelf staan, voor zichzelf spreken binnen de context waarin het wordt gepresenteerd. Het sub-naampje "ontwerp" of "kunst" is discutabel omdat de inhoud van beide woorden al moeilijk te omschrijven of te definiëren is. In de praktijk maakt het overigens wel uit in welk 'hokje' je wordt geplaatst, omdat kunst serieuzer wordt behandeld - daar staat de maker centraal. Een ontwerper wordt toch gezien als iemand die in dienst van een ander iets uitvoert..."

De 'hokjes' van kunst, (grafisch) ontwerp, architectuur, reclame, film, televisie etc. fungeren steeds meer als contexten waarbinnen een bepaalde receptiecode geldt, die de blik van de beschouwer bepaalt. Een Benetton affiche dat in het Stedelijk Museum is tentoongesteld wordt anders bekeken dan wanneer het op straat hangt. De makers van deze beelden, of ze nu uit de kunst, het ontwerpen of van elders komen, zijn zich steeds meer bewust van deze contextualiteit, en gebruiken die als constituerend onderdeel van hun werk. Een andere overeenkomst tussen makers uit zeer diverse disciplines, is dat ze intussen grotendeels van hetzelfde instrumentarium gebruik maken.

Velthoven: "De werkplaatsen zijn identiek - alle media worden met hetzelfde medium gemaakt, de G4 op dit moment."

Voor die convergentie van middelen, media en inhoudelijke structuren in de visuele cultuur wordt vaak de term 'multimedia' gebruikt, om aan te geven dat verschillende media parallel worden ingezet. Velthoven vindt die term intussen achterhaald, en gebruikt liever het polemische alternatief 'monomedia'.

Velthoven: "De term 'monomedia' heb ik noodgedwongen bedacht toen ik werd aangesteld als professor 'multimedia' in Berlijn. Ik vind 'multimedia' een mislukt woord. Je moet de diverse media zien als kanalen, die je als ontwerper of kunstenaar goed moet kunnen orkestreren. Als je niet in staat bent om, bijvoorbeeld, een goeie combinatie van architectuur en media te maken, ben je niet goed. Dat geheel als één medium te zien, is een eigentijdse manier van denken en werken - het heet dus 'monomedia' als je het goed doet, en 'multimedia', 'cross-media' of 'mediamix' als je het fout doet. 'Mono' is nog even nodig om dat onderscheid te maken; straks heet het weer gewoon 'media'."

De rol van de kunstenaar of ontwerper verandert in die mediacontext van maker van een afgerond product naar coördinator en regisseur van de onderdelen waaruit dat product is samengesteld, en de processen die de relatie tussen die onderdelen besturen.

DEPT: "De nieuwe kunstvormen worden niet meer gemaakt door mensen die goed zijn in één ding (schilderen, toneelspelen, filmen), maar door allround specialists... Wij zien onszelf zo, we combineren verschillende mediavormen en ontwikkelingen met elkaar - muziek, interactie, vorm, typografie, fotografie, video etc. Onze rol binnen dat geheel is die van coördinator tussen uitvoerders, DTPers en techneuten. Vanuit die rol moeten we heel goed weten wat er, qua techniek, mogelijk is en wat niet, waarna we uitvoerende specialisten inschakelen. Anderzijds zijn er natuurlijk de kleine details die in het werk erg belangrijk zijn - die details, bijvoorbeeld eigen letters of geluiden, wil je niet door anderen laten uitvoeren.





culturele geletterdheid
Nu onze cultuur zich snel ontwikkelt tot een kennis-cultuur, wordt de noodzaak om al in een vroeg stadium te beginnen met een degelijke scholing in 'culturele geletterdheid' een dringende…

Blijft de vraag wat ICT toevoegt of verandert aan de praktijk van de media, aan de podia waarop kunst en cultuur wordt gepresenteerd, en aan de inhouden die via die media worden gecommuniceerd.

Van der Meulen: "Nieuwe digitale podia zijn er al lang - ze worden alleen nog niet overtuigend gebruikt en bijeengebracht. Vragen als 'hoe combineer je fysieke en virtuele ruimte?', 'hoe gebruik je nieuwe omgevingen als MOO's, computergames etc.?'.. Het is een kwestie van tijd voordat dat creatieve potentieel curatorisch uitgebuit gaat worden, zowel op Internet zelf als in traditionele tentoonstellingsruimtes. Wat je op het Web zou willen zien, is het nieuwe Gesammtkunstwerk, de combinatie van kunst, architectuur, design, nieuwe media etc. Het is duidelijk dat die disciplines op het Web, ondanks hun deels eigen karakter en discours, als afzonderlijk gepresenteerde enclaves minder goed werken dan als geïntegreerd organisme. Wat dit betreft is de architectuur de koploper, vooral vanwege de manier waarop ze zich software uit het grafisch design heeft toegeëigend om in digitale omgevingen te experimenteren met esthetische, architectonische vormen, die op hun beurt cinematisch worden geanimeerd."

Het samenbrengen van media - 'multimedia' - gaat over in het als vanzelfsprekend gebruik maken van alle media die de inhoud van kunstzinnige uitingen kunnen versterken en ondersteunen - 'monomedia' -.

DEPT: "Wat de computer vooral stimuleert, is het bij elkaar brengen van techniek en kunst - die combinatie spoort aan tot nieuwe benaderingen en opent nieuwe mogelijkheden. Je hebt meer bronnen, je beschikt bijvoorbeeld over meer beeldmateriaal, waarin ook meer invloeden van andere culturen aanwezig zijn... We staan open voor nieuwe ontwikkelingen, we leren snel nieuwe programma's en gebruiken die om ideeën te ontwikkelen en statements te maken. Daardoor, en door de verruiming van je culturele en visuele bronnen, kom je vaak op nieuwe benaderingen of uitvoeringen van een idee..."

Zowel in de kunst als in het ontwerpen wordt het belang van het iconische aspect van beelden steeds groter. Anders dan in de 'autonome' en 'minimale' kunstvormen uit eerdere decennia, waar de nadruk op vaak strikt abstract formele inhouden lag, worden beelden en vormen nu meer om hun immanente betekenis gebruikt in werken die met die betekenissen - naar Lyotard - 'taalspellen' spelen. Verwijzend gebruik van beelden uit diverse strata van onze cultuur (televisie, reclame, journalistiek, design etc.) en uit andere culturen wijst op een meer narratieve benadering van de visuele cultuur, en op de wil om het beeld in die cultuur te verankeren. Die verankering vindt ook plaats door de beelden uit de omringende visuele cultuur soms letterlijk over te nemen en te copiëren in een nieuwe context. Dat samplen staat vaak op gespannen voet met oude noties over citaatrecht en copyright - een teken dat auteurschap in deze tijd door vooral jongere makers anders geïnterpreteerd wordt dan vroeger, toen originaliteit van het beeld in hoger aanzien stond dan originaliteit van de verbeelding.

DEPT: "Je moet sampelen niet te verwarren met jatten - bij jatten copieer je iets en zeg je dat het jouw idee is. Wij sampelen beelden, geluiden, typografiën, omdat die een bepaalde betekenis in zich dragen, een soort iconen zijn. Door die verschillende bestaande beelden te combineren vertel je je eigen verhaal. En vaak sampel je ook door tijdsgebrek - waarom een vliegtuig filmen als dat al 1000 keer goed gedaan is?"

Vanuit die nieuwe kijk op de inbedding van bestaande beelden in de visuele cultuur, stelde Nevejan, tijdens een symposium van de Stichting Premium Erasmianum over copyrights (1998), al voor om een nieuw auteursrechtelijk concept te ontwikkelen op basis van "culturele territoriale wateren, met daaromheen een groot publiek domein":

Nevejan: "Dat was een provocerend idee, bedacht om een grens stellen aan de werking van auteursrechten, niet in tijd, zoals nu, maar in omvang - een bepaalde hoeveelheid kopieën, een bepaalde grens aan de winst, waarna het publiek domein wordt. Het gaat erom dat onze kinderen het recht hebben hun eigen omgeving aan te raken, als hun eigen cultuur te beschouwen en te gebruiken, zonder door advocaten op hun vingers getikt te worden. Het zou wat mij betreft betekenen dat Mickey Mouse of beeldmerken als Coca Cola publiek domein zijn als het gaat om cultureel gebruik..."

Ook Rijken wijst op de gespannen verhouding tussen beelden die intussen door hun populariteit 'van iedereen' zijn en hun auteursrechtelijk beschermde 'originelen':

Rijken: "Een zorgelijk punt is de wereld van het niet-individuele, die van het algemeen belang. Van wie is de cultuur? Koning Arthur was een legende van het volk, maar Kirk en Spock zijn van VIACOM en hordes fansites worden onder dwang van grote belanghebbenden gesloten. Hoe gaan we de nieuwe publieke ruimte invullen?"

Gebruik maken van bestaande beelden, die 'iedereen' kent, betekent ook dat je put uit een repretoire van beeldende inhouden dat 'iedereen' kan lezen.

DEPT: "Om je werk goed te doen moet je weten hoe het met de literacy van je publiek staat... Je maakt het in eerste instantie voor een groep waarvan je verwacht dat ze het zullen begrijpen of aanvoelen. Dat is les 1 van het ontwerpen: hoe breng ik een boodschap over... Literacy is dus erg belangrijk omdat je je verhaal, je onderwerp wilt overbrengen. Dat kan alleen als het publiek je "beeldtaal" verstaat. Daarnaast heb je nog te maken met hoe subtiel je iets wilt overbrengen. Hoeveel bijbetekenissen heeft iets? Hoeveel wil je daarvan naar voren halen of mee laten spelen? Dat hangt allemaal samen met wat je wilt vertellen. Je gebruikt beelden, iconen, die die groep kent of aanvoelt."

Visual literacy is een van de codewoorden in de discussie rond de veranderingen die ICT in de visuele cultuur heeft veroorzaakt. Het feit dat een hedendaagse computer geen principieel onderscheid maakt tussen textuele en beeldende of auditieve inhouden (het zijn allemaal bytes en pixels) heeft tot een enorme versterking van visuele communicatie geleid - een versterking van een tendens die natuurlijk al was voorbereid door de hoge vlucht van film, televisie en video. Ook daar kan een mogelijke parallel gezien worden met Johnson's beeld van de interface als 'kathedraal van de 21ste eeuw': het feit dat de kathedraal van de middeleeuwen "de bijbel voor de ongeletterden" was - een vooral visueel gemediëerd narratief van de relatie tussen menselijke natuur en Goddelijke bestemming.
Hebben de cultuurpessimisten gelijk, die zeggen dat visual literacy ten koste gaat van de traditionele notie van geletterdheid, en dat door de grote invloed van beeldende media derhalve een generatie van nieuwe analfabeten opgroeit?

Nevejan: "Het gevaar van een beperkte vorm van 'geletterdheid', een 'realityTV-media literacy' is, zeker gezien de fusie tussen TV en het Net, niet ondenkbeeldig. Het onderwijs krijgt het daarmee zeer moeilijk: met name het openbare onderwijs. Knelpunt en kernpunt van onderwijsvernieuwing die opvoedt tot mondige burgers in een informatiesamenleving, is het aanleren van redactionele en reflectieve vaardigheden. Zonder dat groeit er een generatie sociaal machteloze en egocentrische objecten van mediamanipulatie op…"

De waarschuwing wijst eerder op een verdieping van de idee van 'alfabetisme' dan op een verarming. Het concept van 'geletterdheid' is nooit beperkt geweest tot verbale media - een 'geletterd mens' kende ook zijn klassieken van de beeldende kunst, de muziek en de architectuur. Nu onze cultuur zich snel ontwikkelt tot een kennis-cultuur, wordt de noodzaak om al in een vroeg stadium - het basisonderwijs - te beginnen met een degelijke scholing in 'culturele geletterdheid' een dringende. Het gaat er, alweer, niet alleen om het ontstaan van een 'onderklasse' van 'digibeten' tegen te gaan, een groep die geen toegang heeft tot en geen kennis heeft van het gebruik van de nieuwe technologie, maar om de volgende stap: het zinvol leren gebruiken van die technologie en het ontwikkelen van een kritische weerbaarheid tegen de manipulatieve kanten ervan. Voor een goede sociale integratie wordt 'beeldvaardigheid' even belangrijk als taalvaardigheid - de multiculturele dimensie van deze noodzakelijkheid kan moeilijk overschat worden.

DEPT: "Taal is er om je zo nauwkeurig mogelijk uit te drukken. In het woordenboek kun je kijken wat er met een woord bedoeld wordt. Hoewel ook dat niet altijd meer op gaat: onder de jeugd ontstaat nu door de interactie tussen verschillende talen en culturen een andere taal, nieuwe woorden, nieuwe klanken. Dat is een verrijking. Tegelijkertijd verdwijnt veel woorddiversiteit, omdat mensen te weinig gedwongen worden buiten hun 'clubtaal' te spreken...
Voor beeldtaal is het anders: er is geen beelden- of gevoelswoordenboek, geen 'groen boekje' waarin je de 'juiste' combinaties van beeld, kleur, gevoel, geluid even makkelijk kunt opzoeken. Dan ga je uit van je eigen intuïtie, en vertrouw je erop dat de beelden die je gebruikt door anderen op dezelfde manier 'gelezen' zullen worden..."

Dat 'groene boekje' van de beeldtaal is er natuurlijk wel - de kunst- en cultuurgeschiedenis -, het wordt alleen niet zo compact aangeboden. En de 'intuïtie' van de hedendaagse - visueel geletterde - bewoner van de informatie-maatschappij is gescherpt. Hij is een geroutineerde ‘lezer’ van de taalspellen van de media geworden. De ervaring van zowel makers als hun publiek met de snel wisselende perspectieven van tv-soaps, de bizarre wendingen van reclames, de symbolische poëtiek van muziek clips, de springerige narrativiteit van het nieuws, de visuele hiërarchieën van krant en tijdschrift, de rhizomatische associativiteit van het Web, vormen de basis voor de contextuele en iconische verbanden in het werk van hedendaagse ontwerpers en kunstenaars. De computer is het instrument om al die aspecten bijeen te brengen in bewegend en statisch beeld, in geluid en tekst, in interactief of lineair verband. Tegelijkertijd is diezelfde computer ook een medium, in de zin van McLuhan: een medebepalend deel van de boodschap. Met een variant op McLuhan’s verbinding van technologiën en het menselijk lichaam, kun je zeggen dat in de hedendaagse visuele cultuur de computer een extensie is van de verbeelding, van het voorstellingsvermogen.





menselijke inhoud
Cultuur blijft gaan over engagement, commitment, emotie, reflectie, virtuositeit, intelligentie etc., kortom, over wat altijd al de redenen voor en inhouden van culturele communicatie zijn geweest...

Wat ook de nieuwe vormen en media in kunst en cultuur zullen worden, de inhoud zal verbonden blijven met aloude aspecten van de menselijke natuur. Het kan geen kwaad hierop te wijzen, nu er een tendens bestaat om in antwoord op vragen naar hoe te reageren op de opkomst van nieuwe technologische vormen van communicatie de nadruk te leggen op het ontwikkelen van technologische vaardigheden. Hoe noodzakelijk ook, deze vaardigheden zijn instrumenten, geen doel op zich.

Nevejan: "Het is niet de ICT die ontroert of raakt, het is de interactie tussen kunstenaar en publiek, die iets laat gebeuren…"

Ook in hoog-technologische media worden de oude verhalen, waarop onze cultuur gegrondvest is, telkens opnieuw verteld. Wat verandert, is niet zozeer de emotionele of intellectuele inhoud, maar de wijze waarop die geactiveerd wordt in de verbeelding van de 'ontvanger'.

Velthoven: "De inhoud van de kunst zal altijd wel diep-menselijk blijven, maar iets heel fundamenteels is dat je als auteur, als kunstenaar, als ontwerper, iets kunt gaan doen met het standpunt van de beschouwer. Er ontstaat kunst die op een heel individuele manier - en dus niet generiek, zoals bij de autonome kunst - een dialoog aangaat met de beschouwer. De nieuwe T.S. Eliott gaat - in real time, en dus niet via z'n voetnoten - spelen met de reacties van z'n lezers en met het feit dat meerdere lezers tegelijkertijd verbonden zijn via zijn werk - daar gaat de essentie van zijn poëzie over."

Indien Velthoven gelijk heeft, en daar is veel voor te zeggen, dan ligt de constatering voor de hand dat de inhoud van kunst verschuift van algemene reflectie op de condition humaine naar de individuele beleving van een moment. Door de participatie van de 'beschouwer' in de voorwaarden die de kunstenaar of ontwerper als regisserend auteur heeft vastgesteld, vervaagt het - blijvende - objectkarakter van het werk en wordt het - vluchtige, maar in principe herhaalbare - proces van de beleving ervan sterker. De fysieke confrontatie met een even fysiek object (schilderij, voorstelling, installatie, boek), maakt plaats voor een beleving die tegelijk intenser, want individueler, kan zijn als fysiek afstandelijker. De tijd - virtueel in de roman of de film, want losgekoppeld van de werkelijke tijd van het lezen of kijken - wordt in digitale werken het reëele 'materiaal', belangrijker dan de ruimte, die daar virtueel kan zijn. Daarmee verandert ook de fysieke ‘positie’ van de ‘beschouwer’ ten opzichte van het werk: de reëele lijflijke aanwezigheid bij het werk wordt een, overigens niet minder lijfelijk en emotioneel ervaren, virtuele aanwezigheid in het werk...

Rijken: "Nabijheid is bij uitstek een psychologisch/fenomenologisch gegeven. Liever een betekenisvol gesprek via technologische middelen, dan een slappe conversatie met iemand die tegenover me zit. Het wordt steeds makkelijker om betekenisvolle anderen te vinden."

De menselijke conditie blijft dus de basis voor elke culturele uiting, al zou je soms zeggen dat het intussen vaker over de technologische randvoorwaarden van culturele communicatie gaat dan over de inhoud ervan. De noodzaak om complexe infrastructurele en logistieke structuren aan te leggen en in stand te houden kan leiden tot overconcentratie op de procedurele- en systeemkanten van communicatie en afleiden van de vraag waar al die communicatie infrastructuur voor dient, behalve voor het terugverdienen van de gigantische investeringen die erin worden gedaan.

Rijken: "Ons leven speelt zich voor een belangrijk deel af in systemen, die bestaan bij de gratie van standaarden en procedures. Veel bestaande systemen voelen daarom hard en koud aan. Ze zijn in wezen belangrijke culturele podia, maar zelden ontworpen vanuit een cultureel besef. De grootste culturele uitdaging waar we voor staan is het ontwerpen van 'warme systemen' waar we ons daadwerkelijk bij thuis voelen. Veel systemen dienen instituties (ziekenhuizen, scholen etc.), niet de processen die ten grondslag liggen aan die instituties (zorg, leren etc.). ICT stelt ons in staat om die processen op nieuwe, flexibele manieren te faciliteren. Het zal neerkomen op het vinden van de juiste mix tussen geëxpliciteerde standaarden en procedures enerzijds en het functioneren van mensen in die systemen anderzijds. Op zoek naar de balans tussen mens en techniek. Het zou al een heel eind opschieten als we mensen (en hun krachten en kwaliteiten) als integraal onderdeel van die systemen zouden zien."

De notie van 'menselijk kapitaal' die je in dit verband wel tegenkomt, werkt overigens eerder versluierend dan verhelderend; het denken in termen van assetts en afzetmarkten dreigt communicatie te reduceren tot een mechanisme in het economisch proces. Ook de overheid maakt zich schuldig aan deze verwarring van infrastructuur en inhoud, als ze de investerings prioriteiten eerder bij kabels en computers legt dan bij het ontwikkelen van leerprogramma's en leeromgevingen die de technologie zinvol gebruiken, en bij het opleiden van leraren en docenten die dat gebruik niet alleen vanuit economische, maar vooral vanuit maatschappelijke en culturele behoeftes zinvol kunnen inbedden in de opvoeding van media literate burgers. Dit geldt voor de gehele breedte van het onderwijs, van basisschool tot universiteit en kunstopleiding. De diverse hier geciteerde commentatoren - waaronder drie onderwijs professionals - zijn het erover eens dat de overheid op dit gebied 'spectaculair tekortschiet'.

Velthoven: "De overheid verzaakt op spectaculaire wijze haar onderwijsplichten. Ze lopen daar achter de ontwikkelingen aan, met 'kennisnetten' etcetera, die al verouderd zijn voor ze klaar zijn… Het onderwijs moet leren nieuwe media te gebruiken, wat iets anders is dan gewoon computers kopen. De overheid moet geld aan de scholen geven, en niet aan de consortia die glasvezelkabels in de grond stoppen. Ze moet zorg dragen voor de opleiding van mensen die weten hoe ze met ICT dingen kunnen maken. De echte achterstand zit niet in de infrastructuur, maar in het schrijnende gebrek aan investering in de kwaliteit van het onderwijs. Het gaat er niet om of er genoeg computers in het klaslokaal staan (although it helps), maar vooral om wat er onderwezen wordt en de manier waarop dat wordt gedaan."

Nevejan: "Nieuwe leerdoelen die aansluiten bij de ontwikkeling van de informatiemaatschappij en die daarvan afgeleid zijn, blijken ook de interculturele communicatie op bijvoorbeeld Amsterdamse basisscholen te dienen... Samenwerking, maken en redigeren van je eigen werk, in staat zijn te communiceren in een groep en via een netwerk en elkaar daarna te ontmoeten - technologie is hier een extreem belangrijke voorziening om communicatie te faciliteren."

Rijken: "Het is pijnlijk om te zien hoe het Nederlandse onderwijs al jarenlang geen grip lijkt te krijgen op de ontwikkelingen in de nieuwe media en ICT. De universiteiten hebben grote moeite met het multidisciplinaire karakter van dit gebied en zijn verstrikt in machtspolitiek van verschillende faculteiten en vakgroepen die allemaal het liefst alleenrecht willen claimen. Het kunstonderwijs doet simpelweg alsof er niets aan de hand is en levert op zijn best beeldschermontwerpers af die mooie plaatjes kunnen maken op basis van ideeën en concepten van anderen. Als er in deze situatie geen verandering komt (en voor wat betreft de eerstefase-opleidingen in het Nederlandse kunstonderwijs ziet het daar niet naar uit), dan zal 'Dutch Design' voornamelijk als een fin-de-siècle fenomeen de geschiedenis in gaan."





tussen massa en individu
Het delen van ervaring met anderen is in het tijdperk van de digitale communicatie zowel gemakkelijker als (opnieuw) gecompliceerder geworden... Een hernieuwde actualiteit van de dichotomie die Walter Benjamin construeerde tussen 'Sammlung' en 'Zerstreuung'.

Volgens Walter Benjamin (en niet alleen hij) trad aan het begin van de vorige eeuw een breuk op in de beleving van kunst. De geconcentreerde aandacht voor het unieke object, die het kunstwerk vroeger eiste, maakte plaats voor een meer verstrooide receptie. (Benjamin, 1936) Benjamin's concept van Rezeption in der Zerstreuung speelt met twee betekenissen van 'verstrooiing', die ook in het Nederlandse woord aanwezig zijn, verspreiding en vermaak, en die in het huidige cultuurele discours een hernieuwde actualiteit hebben gekregen. Als we Benjamin's idee, dat nieuwe massamedia de positie van de oude gevestigde cultuur diepgaand aantasten, projecteren op de hedendaagse situatie, dan valt meteen een verschil op: het collectieve medium film (het nieuwe medium waar Bejamin op reageerde) is inmiddels aangevuld met een reeks media die, bij vergroting van de massale verspreiding, individuele receptie toestaan (televisie, video, radio, cd's). De 'verstrooiing' heeft in deze media een andere dimensie gekregen, die aspecten van de oude, 'auratische' receptie in zich op heeft genomen. Zonder hier al te diep in te gaan op de theoretische aspecten van deze ontwikkeling, kan toch gesteld worden dat de massale omarming door de populaire cultuur van het medium Internet opnieuw zal leiden tot een verandering in de wijze waarop culturele uitingen genoten zullen worden.

Nevejan: "De verhouding tussen kunstenaars en publiek is erg veranderd - marketing regeert meer en meer... de vertoning is problematisch, het gemeenschappelijk ervaren een probleem. Omdat het zo nieuw is, heeft succesvolle kunst op dit gebied een hoog circusgehalte nodig, net als in de begintijd van de film."

In de verspreiding van culturele uitingen heeft het aspect van 'vermaak' de overhand gegekregen, ten koste van de 'hogere' waarden die culturele receptie in vroeger tijden kenmerkten: reflectie, ontwikkeling, lering. Cultuurcritici hekelen het spektakelkarakter van een samenleving die zijn culturele communicatie lijkt te hebben uitbesteed aan commerciële mediaconglomeraten - ook wat reclame voor het eigen product betreft de overtreffende trap van de vroegere circusbazen. In beginsel kunnen het Internet en ICT hier een corrigerende werking hebben, al was het alleen maar omdat deze technologie individuen in staat stelt een deel van de door de vermaaksindustrie opgeslokte ruimte terug te veroveren, mits het Internet zijn status van 'publiek domein' weet te behouden, en niet alsnog via de gecombineerde inspanningen van overheid (regulering) en industrie (commercialisering) 'geprivatiseerd' word, zoals met televisie vergaand is gebeurd.

Nevejan: "Als je ziet hoe de VJ-cultuur nu al zijn impact heeft op de beeldtaal, dan zie je dat daar weer muziek in zit. Dat vindt niet plaats in de grote machtscentra van kunst en media, maar juist in de Paradiso’s van deze wereld..."

Zeer invloedrijke delen van de hedendaagse cultuur ontstaan niet meer in de officiële circuits van de Kunst en de Media, maar in vaak ongeregelde, kleine podia, of juist in evenzeer ongeregelde, maar massaal bezochte evenementen die focus zijn van deelnemers aan bepaalde life styles en subculturen. Dit netwerk, dat de naam underground vergaand ontgroeid is, maakt effectief gebruik van de communicatiemogelijkheden van Internet en ICT. De negatieve aspecten hiervan (hate pages, oncontroleerbare samenscholingen etc.) worden vaak genoemd, maar zouden wel eens minder zwaar kunnen wegen dan de positieve, (democratische openheid, vrijheid van meningsuiting, ontplooiing van de eigen identiteit, communicatie met gelijk- en andersgezinden etc.), zelfs al is lang niet alle via ICT ontplooide creativiteit in overeenstemming met de kwaliteitskriteria van high design of topkunst…

Rijken: "Iedereen wordt creatief, maar dan wel op de 'low culture' manier. Verwacht geen hoogstaande poëzie, maar eerder een breed maatschappelijk gedistribueerde Jerry Springer. Cultuur wordt de motor van de netwerksamenleving, maar niet op een manier waar de huidige cultuurelite vrolijk van zal worden. Braderie, mini-playbackshow, gabberhouse etc."

De ooit strenge hiërarchie tussen Kunst en populaire cultuur is vergaand aangetast door een combinatie van (o.a.) democratisering en mediatisering, die de normatieve claims van de Modernistische high culture effectief hebben ondergraven (Huyssen, 1986). ICT zal deze ontwikkeling verdiepen en bestendigen. De communicatie tussen wat ook wel genoemd wordt 'elitaire' cultuur en de massacultuur kan verbeterd worden door grotere participatie van kunstenaars en ontwerpers aan de massamediale en maatschapelijke kanten van de cultuur. Veel kunstenaars ambiëren dat zelf ook, omdat ze zich ervan bewust zijn dat hun materiaal ligt in de activiteiten en gebeurtenissen die zij als regisseurs, als "auteurs van processen", teweeg kunnen brengen. Het wordt tijd dat het discours binnen de kunsten zich het belang van deze processen meer realiseert en ze zichtbaar en communiceerbaar maakt voor andere sectoren van de samenleving. Om de communicatie tussen de verschillende strata van de cultuur beter te laten verlopen is evenwel meer nodig dan 'cultureel ondernemerschap' van kunstenaars en ontwerpers, of een minder 'elitair theoretische' houding van critici en bemiddelaars (zoals onlangs nog werd bepleit in een uitgave van de Boekmanstichting); beter inzicht in de diverse niveaus waarop delen van het discours zich afspelen (theoretisch, kunst-immanent, praktisch, maatschappelijk, beleidsmatig, educatief) is nodig om tot een betere inschatting te komen van de bijdragen die kunstenaars en ontwerpers kunnen leveren aan een zich vernieuwende samenleving waarin beeldende, reflectieve en redactionele vaardigheden steeds belangrijker worden.

Rijken: "Kunst wordt een vorm van wetenschappelijk onderzoek - High Art is fundamenteel onderzoek, vooral interessant voor de inner circle die eindigt bij experimentele ontwerpers van systemen. Ontwerpen is maatschappelijk relevant onderzoek..."

Reflectie en thoerievorming op de veranderende rol van de kunsten is deste dringender omdat de producten van kunst en ontwerp steeds vluchtiger worden. Er is nog te weinig aandacht voor de (nieuwe) problemen die niet alleen productie, presentatie en analyse van 'ICT-kunst' met zich meebrengen, maar ook de collectionering, conservering en ontsluiting van het groeiend 'digitaal erfgoed'. Dat is niet alleen een praktisch-technologisch probleem, maar ook - en waarschijnlijk meer - een theoretisch inhoudelijk probleem.

DEPT: "Een nadeel bij veel van die nieuwe kunstvormen is dat ze niet geconserveerd worden - als dat al mogelijk is. Ook internet is als podium zeer vluchtig en niet echt aaibaar…"

De door ICT ontstane of gestimuleerde visuele cultuur heeft als publiek domein evenzeer, zo niet meer, bescherming nodig tegen overdreven aanspraken van de commercie als de meer traditionele vormen van cultuur. Er moet gewaakt worden tegen een monopolisering van beeldcultuur door de 'content providers' van de 'creative industries'.

Van Weelden: "De term creative industries is een verwarrende: de industrie is door traditioneel economische redenen gebonden aan een stabiliteit van waarden. Creativiteit is juist gebaat bij de-stabiliteit…"




economische cultuur / culturele economie
Kunst en economie hebben altijd al in een gespannen verhouding gestaan. Nu lijkt het soms alsof de economie definitief heeft gewonnen. Is er nog ruimte voor - alweer naar Kant -'belanglose' waarde?

Op dit moment wordt de ontwikkeling van op ICT gebaseerde kunst en ontwerp, mede gezien de forse investeringen in hard- en software die die met zich mee brengt, grotendeels overgelaten aan de welwillendheid (of gretigheid) van het bedrijfsleven, dat experimenten op dit gebied terecht ziet als waardevolle research and development. Het besef dat kunst en ontwerp een belangrijke rol spelen als fundamenteel onderzoek naar beeldende-, emotionele-, waarnemings- en interface-aspecten van de informatiemaatschappij, en als zodanig een hernieuwd - ook economisch - belang krijgen, begint ook buiten de researchlabs door te dringen. De scherpe scheidslijnen tussen onafhankelijke ('autonome') kunst en toegepast onderzoek naar processen in de cultuur zijn aan het slijten. Beeldende kunst, grafisch ontwerp, productdesign, architectuur etc. zijn op theoretisch niveau - als vakgebieden - nog wel te onderscheiden - een blijvende noodzakelijkheid met betrekking tot de verschillende aspecten en niveaus van (visuele) cultuur! -, maar tegelijkertijd valt in de culturele praktijk op hoezeer disciplines, contexten en omgevingen in elkaar schuiven. Kunstenaars treden op als consultants van grote bedrijven, ontwerpers stellen tentoon in musea, sommige architecten zijn mediasterren, en onlangs kregen de ontwerpers van het computerbesturingssysteem Linux een belangrijke prijs op het gebied van electronische kunst (Ars Electronica, Linz 1999) - een bekroning die je als bevestiging van Johnson's stelling zou kunnen zien dat the interface de kunstvorm van deze eeuw is. Met dat al vervagen ook de scheidslijnen tussen economische en culturele aspecten van kunst.

Rijken: "De grote vraag is hier (net zoals momenteel bij het wetenschappelijk onderzoek): waar is er het meest te leren? Het punt is dat er stomweg meer te leren valt aan de buitenkant van vakgebieden, in de toepassingen, zowel in de wetenschap als in de kunst. In een netwerksamenleving vindt innovatie plaats op de grens en niet in het hart. De fundamentele problemen zijn in de buitenwereld simpelweg groter, moeilijker, interessanter dan binnenin het eigen vakgebied. Zowel kunst als wetenschap moeten in mijn visie vorm geven aan 'fundamenteel praktijkgericht onderzoek'. Dus niet vanuit vastliggende agenda's opdrachten doen voor opdrachtgevers ('derde geldstroom') of navelstaren en de eigen premissen onderzoeken ('fundamenteel onderzoek', 'autonome kunst'), maar alle creativiteit inzetten om vanuit een zuivere (lees 'niet-commerciële') invalshoek de wereld te transformeren. Wat is werk? Wat is zorg? Wat is gemeenschap? Wat is bestuur? Dat zijn de fundamentele vragen in de netwerksamenleving. Beleidsmakers hebben het te druk met de waan van de dag, en traditionele wetenschappers en kunstenaars kijken alleen naar binnen. Dat schiet dus niet op..."

Natuurlijk heeft kunst altijd economische kant gehad, al ver voordat ooit een Minister van Cultuur topkunst een smeermiddel van de economie noemde…

Velthoven: "Economische veranderingen drijven veranderingen in de kunst. De reden waarom het electronische boek het gedrukte boek goeddeels zal verdrijven, is een economische. In de kostenopbouw van het gedrukte boek in de boekwinkel zitten heel weinig 'echte' auteurs- en redactiekosten; het meeste gaat op aan productie, distributie en tussenhandel. Als er betaalbare, gebruiksvriendelijke en slijtvaste electronische dragers komen - en die komen er - dan is het mogelijk om voor een fractie van de huidige kosten een goed boek aan te bieden. Er is geen twijfel mogelijk dat de meeste mensen dat zullen prefereren boven het veel duurdere gedrukte boek, net zoals de meeste mensen nu een paperback prefereren boven een hard-cover editie, ook al vinden ze de duurdere uitgave mooier. Dus wat de culturele impact van een tekst betreft: exit boek. Inhoud en drager komen los van elkaar te staan - de grafische industrie is steeds beter in staat om zeer kleine oplagen (1 boek) rendabel en relatief goedkoop aan te bieden - print on demand. Het boek als mooi object blijft dus wel bestaan, maar dan losgekoppeld van de culturele productie. Dat is maar goed ook, want stel dat straks alle Chinezen en Afrikanen ineens ook boeken willen hebben - en dat gaan ze willen -, daar hebben we simpelweg niet genoeg bomen voor!"

Enerzijds komen dus, zoals Velthoven zegt, inhoud en drager los van elkaar te staan door een toenemende flexibiliteit van de keuze tussen de dragers. Het culturele belang van een kunstwerk valt niet meer samen met het object. Anderzijds is kunst 'content' geworden, die over die media wordt verspreid waar de meeste winstverwachting voor een bepaalde inhoud bestaat. Nu het economische, naar het soms schijnt, de hoogste moraal in onze cultuur is geworden, zet ook de kunst zich inhoudelijk uiteen met de economie - 'business art' is intussen alweer een voorbije kunstvorm, opgekomen op de economische golf van de jaren '80, en tegenwoordig maken kunstenaars hun eigen dot.com's en verspreiden ze multiples, games en andere producten via het Web. Vaak gaat het hier om 'institutionele' kritiek die zich hult in de taal van het bekritiseerde. Maar soms is het onduidelijk waar de parodiërende kritiek eindigt en de stilzwijgende overname van de stijl en inhoud van het bekritiseerde begint.

Van Weelden: "De kanalen van onze economie (het geld) zijn dezelfde geworden als die de kritiek gebruikt. Daarmee is het weten (eigenlijk alle culturele uitingen die in wezen om niet zijn gepleegd) gebruiksgoed geworden en ondergeschikt geworden aan de wetten van de economie. Deze tendens (de commercialisering van het weten) zal zich, in de vorm van onontbeerlijke informationele waar, ontwikkelen tot de belangrijkste factor in de wereldwijde concurrentiestrijd om de macht. Niet alleen zal dit tot drastische verschuivingen leiden in de relaties tussen economische instanties, maar ook de aard en de vorm van waarde zullen in hun kern veranderen."

Nu ook kunst steeds meer in geld wordt uitgedrukt, dreigt het begrip van 'waarde' vrijwel uitsluitend economisch gedacht te worden. Het besef dat ook economie au fond een cultureel proces is, dat niet alleen gestuurd wordt door harde cijfers, maar ook door emoties, culturele appercepties, sociale interacties en informele informatie netwerken, begint te slijten, en daarmee de gedachte dat het van belang blijft dat essentiële delen van ons culturele 'kapitaal' om niet ter beschikking moeten blijven voor de samenleving als geheel. ICT kan hierin een zeer belangrijke rol vervullen, als communicatiekanaal, als 'collectief geheugen' in de zin van Vannevar Bush, en als praktisch instrument voor de uitwisseling van onderzoek en ontwikkeling tussen de een grote diversiteit aan actoren in de cultuur.
Gezien de intense verwevenheid van culturele en economische aspecten van dit gebied, moet niet vergeten worden dat veel van het ontwikkelwerk in ICT gedragen wordt door zowel het economische als het culturele en educatieve veld. Softwareontwikkeling wordt gedragen door zowel hooggespecialiseerde onderzoekslabs van grote bedrijven, als door universiteiten, als door individuele ontwerpers, kunstenaars en wizzkids in 'open source' netwerken. De dragers van ICT producten mogen goedkoop zijn, de software, zeker specialistische, of ze nu gekocht is, zelf-ontwikkeld, of customized, en hardware is dat niet… Anders dan bij traditionele kunstwerken of (grafische) ontwerpen, waar de materiaalkosten een overzichtelijk en vanzelfsprekend deel zijn van het budget voor het werk, zijn de 'materiaalkosten' voor op ICT gebaseerd werk vaak ofwel exorbitant hoog, ofwel onzichtbaar…

Nevejan: "Bij kunstenaars die vanuit ICT werken is softwareontwikkeling onderdeel van het werk - de software is het materiaal van het werk. Dat wordt vaak niet herkend, laat staan erkend als noodzakelijk onderdeel van de productievoorwaarden van het kunstwerk. Dit betekent dat deze groep kunstenaars vanuit economisch perspectief niet of nauwelijks te financiëren is. Om dezelfde reden is nog niet uitgevonden hoe dergelijk werk het beste verzameld, vertoond en geconserveerd kan worden..."

Nu door de vergaande mediatisering en 'economisering' van cultuur en communicatie alle culturele processen in elkaar schuiven, is er ook veel meer onderlinge bemoeienis tussen disciplines binnen die processen - alles wat de één doet heeft onmiddellijk gevolgen voor het werk van de ander…

Velthoven: "De ontwerper voor nieuwe media staat veel dichter bij de processen van de opdrachtgever dan vroeger."

Een treffend voorbeeld hiervan is het succes van het Merk, de brand. Merknamen zijn geen simpele fabriekshandtekening ("alleen echt met onze handtekening!") meer, maar omvattende identiteitsconcepten waarmee elk aspect van het product doordesemd is. Nergens is de integratie van productontwerp, vormgeving, stijl, bemiddeling, economische en culturele logistiek en sociale identificatie zo ver doorgevoerd als in de brand. Dit is een aspect van economische cultuur, of van culturele economie, waarvan de culturele waarde nog niet volledig wordt beseft. De brand staat voor zowel de negatieve effecten van doorslaande commercialisering, als voor het potentieel samenbindende effect van individuen in een comodity cultuur. De bewoner van de informatiemaatschappij stelt zijn eigen identiteit samen door wat hem beschikbaar staat te samplen tot een unieke combinatie. Inhoud en kwaliteit zijn daarbij belangrijke keuzecriteria, maar het criterium van de specifieke sociale en (sub)culturele uitstraling van elk onderdeel kan moeilijk onderschat worden. Zelfrepresentatie is vergaand een kwestie geworden van reflectie op en redactie over aangeboden informatie. De bewoner van de informatiesamenleving fietst allang niet meer op een voor hem en honderdduizenden anderen eenmalig vastgestelde Batavus - hij stelt z'n eigen ideale fiets samen uit onderdelen die hij via het Web over de hele wereld bestelt en die hij onder het genot van z'n favoriete frisdrank in elkaar sleutelt. Zijn fiets is meer dan een vervoermiddel, het is een statement:

Rijken: "De computer is tot op het diepste niveau een pluralisme-machine. De cultuur en de markt bestaan nu al niet meer (behalve als het over het WK voetbal gaat). Mijn favoriete merken zijn: Coca Cola (frisdrank), Ellsworth (frames), VOTEC (vorken), Marzocchi (vorken), Truvativ (cranksets), OURY (handvatten), LP Components (sturen), Chris King (naven), Thomson (zadelpennen), Stratos (dempers), TIOGA (banden, zadels), Magura (remmen). Onze wereld is al eindeloos versnipperd en we hoeven echt niet bang te zijn dat we meer van dezelfde informatie krijgen als we er echt betekenis aan hechten. Vraag is of we er in gaan slagen om al die diversiteit te kunnen gebruiken als een vorm van creativiteit (gelukkig denk ik dat we hier eigenlijk geen keuze hebben, dus dat het wel goed zal gaan)."









*noot:
Onder 'ontwerpcultuur' versta ik het visuele milieu dat vanuit gerichte opdrachten onstaat en gemedieerd wordt middels reclame, televisie, pers, grafisch en industrieel ontwerpen, architectuur etc. De essentie van deze 'ontwerpcultuur' is dat ze in eerste instantie ontstaat vanuit een opdracht en met een direct belang gecommuniceerd wordt, en pas in tweede instantie valt onder wat ooit het het nec plus ultra van de traditionele 'autonome' kunst was: Kant's interesseloses Wohlgefühlen.
(Zie mijn artikel Elke kunstenaar is een ontwerper, in: Metropolis M, #1, februari/maart 2000, p.16/21)








Literatuur:

Bonsieppe, G., Interface - an approach to design. Jan van Eijck Academie, Maastricht, 1999

Benjamin, W., Das Kunstwerk im Zeitalter seiner Technischen Reproduzierbarkeit. (1936) Suhrkamp, 11. Aufl., Frankfurt am Main, 1979

Bruinsma, M.C., The aesthetics of transience, in: Eye, the international review of graphic design, #25, vol.7, summer 1997, p.40/49.

Bruinsma, M.C., Design Interactive Education, in: Steve Heller [ed.], The education of a graphic designer, Allworth Press, New York, 1998, p. 57/62

Bush, V., As we may think. Atlantic Monthly, July, 1945.

Johnson, S., Interface Culture - How New Technology Transforms the Way We Create and Communicate. Harper Edge, San Francisco, 1997.

Gubbels, T. [red.], Beeldende kunst kritiek in Nederland - een stand van zaken. Boekmanstichting, Amsterdam, 2000.

Huyssen, A., After the Great Divide - Modernism, Mass Culture, Postmodernism. Indiana University Press, 1986

Lupton, E., Mixing Messages - Graphic Design in America. National Design Museum / Thames and Hudson, New York / London, 1996

Nelson, T.H., Getting It Out of Our System, in: Schechter, G. [ed.] Information Retrieval: A Critical Review, Thompson Books, Washington D.C., 1967.

Steiner, G., In Bluebeard's Castle : Some Notes Towards the Redefinition of Culture. Yale University Press, 1974

Schwarz, M., Digitale media in de technologische cultuur - perspectieven voor een kunst- en cultuurbeleid. Ministerie van OCenW, Den Haag, 1999.

Vuijk, K., De esthetisering van het wereldbeeld. Kok Agora, Kampen, 1992

Zielinski, S., Audiovisions, Cinema and television as entr'actes in history. Amsterdam University Press, 1999.




Gesprekken / e-mail conversaties met:


Dept, Amsterdam
Grafisch en multimediaal ontwerpers

Drs. Sjoukje van der Meulen, New York
Kunsthistoricus, criticus en curator. Ph.D. Programme Architecture, Columbia University, New York. Voormalig redacteur van Metropolis M. Co-organisator congres 'Object vs Pixels', De Balie, 1996

Drs. Caroline Nevejan, Amsterdam
Sociaal wetenschapper met focus op methoden en technieken van onderzoek op het gebied van communicatie en informatiesamenleving. Sinds 12 jaar ontwikkelaar van concepten, projecten, netwerken en applicaties in de informatiemaatschappij.
Adviseur CvB voor ICT & R&D, Hogeschool van Amsterdam, mede-oprichter en ex-directeur Waag, ex-staflid/programmamaker Paradiso, mede-oprichter en ex-redacteur Bluf magazine. Nevejan is tevens bestuurslid van de Stichting Beeldrecht en van de stichting Doors of Perception.


Drs. Dick Rijken, Amsterdam
Hoofd afdeling Ontwerpen, Sandberg Instituut, Amsterdam
Onafhankelijk adviseur
Oprichter afd. Interaction Design, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht
Oprichter TBWA/e-Company
Projectleider VPRO-digitaal


Prof. Drs. Willem Velthoven, Amsterdam
Oprichter/directeur Mediamatic. Professor 'Monomedia', Universität Berlin

Drs. Willem van Weelden, Amsterdam
Hoofd ConceptLab, CTS marketing en communicatie. Beeldend kunstenaar, musicus, publicist o.a. in Mediamatic, Screen, Notes, WWVF. 'Planoloog' digitale stad, Amsterdam


Auteur:

Max Bruinsma, Amsterdam
Onafhankelijk criticus, essayist, editorial designer
Docent 'visual essay', afdeling Ontwerpen, Sandberg Instituut, Amsterdam
Voormalig hoofdredacteur Eye, the international review of graphic design, Londen
Voormalig hoofdredacteur Items, tijdschrift voor vormgeving, Amsterdam





Bijlagen:
gebruikte citaten per geïnterviewde

DEPT:

"In principe maakt het ons niet uit of wat we maken 'kunst' of 'ontwerp' genoemd wordt. Het uiteindelijke werk moet op zichzelf staan, voor zichzelf spreken binnen de context waarin het wordt gepresenteerd. Het sub-naampje "ontwerp" of "kunst" is discutabel omdat de inhoud van beide woorden al moeilijk te omschrijven of te definiëren is. In de praktijk maakt het overigens wel uit in welk 'hokje' je wordt geplaatst, omdat kunst serieuzer wordt behandeld - daar staat de maker centraal. Een ontwerper wordt toch gezien als iemand die in dienst van een ander iets uitvoert..."

"De nieuwe kunstvormen worden niet meer gemaakt door mensen die goed zijn in één ding (schilderen, toneelspelen, filmen), maar door alround specialists... Wij zien onszelf zo, we combineren verschillende mediavormen en ontwikkelingen met elkaar - muziek, interactie, vorm, typografie, fotografie, video etc. Onze rol binnen dat geheel is die van coördinator tussen uitvoerders, DTPers en techneuten. Vanuit die rol moeten we heel goed weten wat er, qua techniek, mogelijk is en wat niet, waarna we uitvoerende specialisten inschakelen. Anderzijds zijn er natuurlijk de kleine details die in het werk erg belangrijk zijn - die details, bijvoorbeeld eigen letters of geluiden, wil je niet door anderen laten uitvoeren."

"Wat de computer vooral stimuleert, is het bij elkaar brengen van techniek en kunst - die combinatie spoort aan tot nieuwe benaderingen en opent nieuwe mogelijkheden. Je hebt meer bronnen, je beschikt bijvoorbeeld over meer beeldmateriaal, waarin ook meer invloeden van andere culturen aanwezig zijn... We staan open voor nieuwe ontwikkelingen, we leren snel nieuwe programma's en gebruiken die om ideeën te ontwikkelen en statements te maken. Daardoor, en door de verruiming van je culturele en visuele bronnen, kom je vaak op nieuwe benaderingen of uitvoeringen van een idee..."

"Je moet sampelen niet te verwarren met jatten - bij jatten copieer je iets en zeg je dat het jouw idee is. Wij sampelen beelden, geluiden, typografiën, omdat die een bepaalde betekenis in zich dragen, een soort iconen zijn. Door die verschillende bestaande beelden te combineren vertel je je eigen verhaal. En vaak sampel je ook door tijdsgebrek - waarom een vliegtuig filmen als dat al 1000 keer goed gedaan is?"

"Om je werk goed te doen moet je weten hoe het met de literacy van je publiek staat... Je maakt het in eerste instantie voor een groep waarvan je verwacht dat ze het zullen begrijpen of aanvoelen. Dat is les 1 van het ontwerpen: hoe breng ik een boodschap over... Literacy is dus erg belangrijk omdat je je verhaal, je onderwerp wilt overbrengen. Dat kan alleen als het publiek je "beeldtaal" verstaat. Daarnaast heb je nog te maken met hoe subtiel je iets wilt overbrengen. Hoeveel bijbetekenissen heeft iets? Hoeveel wil je daarvan naar voren halen of mee laten spelen? Dat hangt allemaal samen met wat je wilt vertellen. Je gebruikt beelden, iconen, die die groep kent of aanvoelt."

"Taal is er om je zo nauwkeurig mogelijk uit te drukken. In het woordenboek kun je kijken wat er met een woord bedoeld wordt. Hoewel ook dat niet altijd meer op gaat: onder de jeugd ontstaat nu door de interactie tussen verschillende talen en culturen een andere taal, nieuwe woorden, nieuwe klanken. Dat is een verrijking. Tegelijkertijd verdwijnt veel woorddiversiteit, omdat mensen te weinig gedwongen worden buiten hun 'clubtaal' te spreken...
Voor beeldtaal is het anders: er is geen beelden- of gevoelswoordenboek, geen 'groen boekje' waarin je de 'juiste' combinaties van beeld, kleur, gevoel, geluid even makkelijk kunt opzoeken. Dan ga je uit van je eigen intuïtie, en vertrouw je erop dat de beelden die je gebruikt door anderen op dezelfde manier 'gelezen' zullen worden..."


Sjoukje van der Meulen:

"De idee van een mens, een fysiek iemand die je kan vertellen wat je wilt weten, die je kunt uitleggen wat je zoekt of bedoelt, die mens blijft belangrijk! Wat dat betreft blijft de telefoon soms een beter medium dan het Net - een echte stem, waarmee je kunt praten..."

"ICT leidt waarschijnlijk tot intensivering van communicatie, niet alleen kwantitatief, maar vooral kwalitatief. Tegelijk is er nog steeds een duidelijke afbakening van het eigen terrein tussen verschillende bemiddelende instanties: galeries zullen virtuele ruimtes gaan inrichten, musea gaan on-line folders publiceren en hun collecties via het Web toegankelijk maken, en tijdschriften zullen de kritische discussie naar het Web verplaatsen. Volgens mij blijft in ieder geval voorlopig iedereen bij z'n eigen leest en zie je niet veel meer dan een uitbreiding van het eigen medium op het Web, simpelweg een 'extra' pagina, een 'extra' tentoonstellingsruimte…"

"Nieuwe digitale podia zijn er al lang - ze worden alleen nog niet overtuigend gebruikt en bijeengebracht. Vragen als 'hoe combineer je fysieke en virtuele ruimte?', 'hoe gebruik je nieuwe omgevingen als MOO's, computergames etc.?'.. Het is een kwestie van tijd voordat dat creatieve potentieel curatorisch uitgebuit gaat worden, zowel op Internet zelf als in traditionele tentoonstellingsruimtes. Wat je op het Web zou willen zien, is het nieuwe Gesammtkunstwerk, de combinatie van kunst, architectuur, design, nieuwe media etc. Het is duidelijk dat die disciplines op het Web, ondanks hun deels eigen karakter en discours, als afzonderlijk gepresenteerde enclaves minder goed werken dan als geïntegreerd organisme. Wat dit betreft is de architectuur de koploper, vooral vanwege de manier waarop ze zich software uit het grafisch design heeft toegeëigend om in digitale omgevingen te experimenteren met esthetische, architectonische vormen, die op hun beurt cinematisch worden geanimeerd."



Caroline Nevejan :

"Ik ben soms bang dat het niet meer gaat om de message, noch om het medium, maar - met Baudrillard - alleen nog maar om het connected zijn. Je ziet dat aan de trend van de experience economy, waarbij vergeleken Neil Postman’s notie "wij amuseren ons kapot" een fors understatement blijkt te zijn. De ervaring zelf is daarin haar context en daarmee haar betekenis in historisch en fysiek perspectief verloren."

"De experimentele podia, hoe belangrijk die op zich ook zijn als inspirator van grotere instellingen, zijn te veel netkritiek en zetten zich bijna niet uiteen met mensen die niet tot de inner circle behoren. Het zijn teveel incidenten, ze bevatten te weing kennis, zijn niet doorwrocht, niet complex. Alleen de bytes zijn complex, niet wat ik meemaak - een olieverfschilderij heeft over het algemeen meer diepgang..."

"Culturele territoriale wateren met daaromheen een groot publiek domein - dat was een provocerend idee, bedacht om een grens stellen aan de werking van auteursrechten, niet in tijd, zoals nu, maar in omvang - een bepaalde hoeveelheid kopieën, een bepaalde grens aan de winst, waarna het publiek domein wordt. Het gaat erom dat onze kinderen het recht hebben hun eigen omgeving aan te raken, als hun eigen cultuur te beschouwen en te gebruiken, zonder door advocaten op hun vingers getikt te worden. Het zou wat mij betreft betekenen dat Mickey Mouse of beeldmerken als Coca Cola publiek domein zijn als het gaat om cultureel gebruik..."

"Het gevaar van een beperkte vorm van 'geletterdheid', een 'realityTV-media literacy' is, zeker gezien de fusie tussen TV en het Net, niet ondenkbeeldig. Het onderwijs krijgt het daarmee zeer moeilijk: met name het openbare onderwijs. Knelpunt en kernpunt van onderwijsvernieuwing die opvoedt tot mondige burgers in een informatiesamenleving, is het aanleren van redactionele en reflectieve vaardigheden. Zonder dat groeit er een generatie sociaal machteloze en egocentrische objecten van mediamanipulatie op…"

"Het is niet de ICT die ontroert of raakt, het is de interactie tussen kunstenaar en publiek, die iets laat gebeuren…"

"Nieuwe leerdoelen die aansluiten bij de ontwikkeling van de informatiemaatschappij en die daarvan afgeleid zijn, blijken ook de interculturele communicatie op bijvoorbeeld Amsterdamse basisscholen te dienen... Samenwerking, maken en redigeren van je eigen werk, in staat zijn te communiceren in een groep en via een netwerk en elkaar daarna te ontmoeten - technologie is hier een extreem belangrijke voorziening om communicatie te faciliteren."

"De verhouding tussen kunstenaars en publiek is erg veranderd - marketing regeert meer en meer... de vertoning is problematisch, het gemeenschappelijk ervaren een probleem. Omdat het zo nieuw is, heeft succesvolle kunst op dit gebied een hoog circusgehalte nodig, net als in de begintijd van de film."

"Als je ziet hoe de VJ-cultuur nu al zijn impact heeft op de beeldtaal, dan zie je dat daar weer muziek in zit. Dat vindt niet plaats in de grote machtscentra van kunst en media, maar juist in de Paradiso’s van deze wereld..."

"Bij kunstenaars die vanuit het medium ICT werken is softwareontwikkeling onderdeel van het werk - de software is het materiaal van het werk. Dat wordt vaak niet herkend, laat staan erkend als noodzakelijk onderdeel van de productievoorwaarden van het kunstwerk. Dit betekent dat deze groep kunstenaars vanuit economisch perspectief niet of nauwelijks te financieren is. Om dezelfde reden is nog niet uitgevonden hoe dergelijk werk het beste verzameld, vertoond en geconserveerd kan worden...


Dick Rijken:

"Over een paar jaar bestaat alle informatie in computers, zijn computers overal aanwezig en zijn ze allemaal met elkaar verbonden."

"De esthetiek van het handelen wordt net zo belangrijk als de esthetiek van het kijken, luisteren, lezen, etc. Denk aan computergames. Die halen hun esthetiek uit wat de gebuiker doet, wat hij meemaakt in een ontworpen omgeving met randvoorwaarden voor het eigen handelen. Er zijn hier parallellen met de installatiekunst. Ook daar bevindt de genieter zich in het werk. Games zijn er al, maar worden nog niet als kunst gezien."

"Een zorgelijk punt is de wereld van het niet-individuele, die van het algemeen belang. Van wie is de cultuur? Koning Arthur was een legende van het volk, maar Kirk en Spock zijn van VIACOM en hordes fansites worden onder dwang van grote belanghebbenden gesloten. Hoe gaan we de nieuwe publieke ruimte invullen?"

"Nabijheid is bij uitstek een psychologisch/fenomenologisch gegeven. Liever een betekenisvol gesprek via technologische middelen, dan een slappe conversatie met iemand die tegenover me zit. Het wordt steeds makkelijker om betekenisvolle anderen te vinden."

"Ons leven speelt zich voor een belangrijk deel af in systemen, die bestaan bij de gratie van standaarden en procedures. Veel bestaande systemen voelen daarom hard en koud aan. Ze zijn in wezen belangrijke culturele podia, maar zelden ontworpen vanuit een cultureel besef. De grootste culturele uitdaging waar we voor staan is het ontwerpen van 'warme systemen' waar we ons daadwerkelijk bij thuis voelen. Veel systemen dienen instituties (ziekenhuizen, scholen etc.), niet de processen die ten grondslag liggen aan die instituties (zorg, leren etc.). ICT stelt ons in staat om die processen op nieuwe, flexibele manieren te faciliteren. Het zal neerkomen op het vinden van de juiste mix tussen geëxpliciteerde standaarden en procedures enerzijds en het functioneren van mensen in die systemen anderzijds. Op zoek naar de balans tussen mens en techniek. Het zou al een heel eind opschieten als we mensen (en hun krachten en kwaliteiten) als integraal onderdeel van die systemen zouden zien."

"Het is pijnlijk om te zien hoe het Nederlandse onderwijs al jarenlang geen grip lijkt te krijgen op de ontwikkelingen in de nieuwe media en ICT. De universiteiten hebben grote moeite met het multidisciplinaire karakter van dit gebied en zijn verstrikt in machtspolitiek van verschillende faculteiten en vakgroepen die allemaal het liefst alleenrecht willen claimen. Het kunstonderwijs doet simpelweg alsof er niets aan de hand is en levert op zijn best beeldschermontwerpers af die mooie plaatjes kunnen maken op basis van ideeën en concepten van anderen. Als er in deze situatie geen verandering komt (en voor wat betreft de eerstefase-opleidingen in het Nederlandse kunstonderwijs ziet het er daar niet naar uit), dan zal 'Dutch Design' voornamelijk als een fin-de-siècle fenomeen de geschiedenis in gaan."

"Iedereen wordt creatief, maar dan wel op de 'low culture' manier. Verwacht geen hoogstaande poëzie, maar eerder een breed maatschappelijk gedistribueerde Jerry Springer. Cultuur wordt de motor van de netwerksamenleving, maar niet op een manier waar de huidige cultuurelite vrolijk van zal worden. Braderie, mini-playbackshow, gabberhouse, etc."

"De grote vraag is hier (net zoals momenteel bij het wetenschappelijk onderzoek): waar is er het meest te leren? Het punt is dat er stomweg meer te leren valt aan de buitenkant van vakgebieden, in de toepassingen, zowel in de wetenschap als in de kunst. In een netwerksamenleving vindt innovatie plaats op de grens en niet in het hart. De fundamentele problemen zijn in de buitenwereld simpelweg groter, moeilijker, interessanter dan binnenin het eigen vakgebied. Zowel kunst als wetenschap moeten in mijn visie vorm geven aan 'fundamenteel praktijkgericht onderzoek'. Dus niet vanuit vastliggende agenda's opdrachten doen voor opdrachtgevers ('derde geldstroom') of navelstaren en de eigen premissen onderzoeken ('fundamenteel onderzoek', 'autonome kunst'), maar alle creativiteit inzetten om vanuit een zuivere (lees 'niet-commerciële') invalshoek de wereld te transformeren. Wat is werk? Wat is zorg? Wat is gemeenschap? Wat is bestuur? Dat zijn de fundamentele vragen in de netwerksamenleving. Beleidsmakers hebben het te druk met de waan van de dag, en traditionele wetenschappers en kunstenaars kijken alleen naar binnen. Dat schiet dus niet op..."

"De computer is tot op het diepste niveau een pluralisme-machine. De cultuur en de markt bestaan nu al niet meer (behalve als het over het WK voetbal gaat). Mijn favoriete merken zijn: Coca Cola (frisdrank), Ellsworth (frames), VOTEC (vorken), Marzocchi (vorken), Truvativ (cranksets), OURY (handvaten), LP Components (sturen), Chris King (naven), Thomson (zadelpennen), Stratos (dempers), TIOGA (banden, zadels), Magura (remmen). Onze wereld is al eindeloos versnipperd en we hoeven echt niet bang te zijn dat we meer van dezelfde informatie krijgen als we er echt betekenis aan hechten. Vraag is of we er in gaan slagen om al die diversiteit kunnen gebruiken als een vorm van creativiteit (gelukkig denk ik dat we hier eigenlijk geen keuze hebben, dus dat het wel goed zal gaan)."


Willem Velthoven:

"Interface vind ik de buitenkant, de oppervlakte, de laag waarmee je een applicatie bestuurt. Het gedrag ontwerpen van een applicatie gaat veel dieper dan vormgeving van de besturing. Dat geldt in heviger mate voor connected omgevingen, daar gebeuren veel krachtiger dingen, dingen die ook cultureel veel heftiger, veel verdergaand zijn. Dan gaat het minder over het aansluiten van het ene niveau op het andere, die dunne laag tussen een applicatie en zijn bediening, maar om de feitelijke structuur van het organisme. Het ontwerpen van gedrag, van spelregels, is een auteurschap van relaties - dat gaat over grote structuren…"

"Er wordt op dit gebied nog bar weinig goede kunst gemaakt; er is nog weinig 'schoonheid en troost' - het is een nog zeer onvolwassen medium. Wat 'kunst' is zal op den duur ook wel veranderen, maar hoe de esthetische criteria zich gaan ontwikkelen onder invloed van ICT, dat is aan de kunstenaars. Dat moet ik gewoon afwachten, en intussen weet ik wat ik zelf 'goede kunst' vind. Maar het is ondenkbaar dat zo'n krachtige verandering in de media door de kunst zou worden genegeerd - meestal zijn ze de eersten die met nieuwe technologiën aan het experimenteren slaan."

"Hypertext is iets dat al heel lang bestaat, in de vorm van indexen, glossaria, commentaren etc. Het is een wijdverbreid misverstand dat te zien als nieuw aspect van 'nieuwe' media. Wat wezenlijk nieuw is, zijn relaties waarvoor de auteur de voorwaarden schept, zonder ze zelf, al of niet met de hand, te gaan invullen."

"De werkplaatsen zijn identiek - alle media worden met hetzelfde medium gemaakt, de G4 op dit moment."

"De term 'monomedia' heb ik noodgedwongen bedacht toen ik werd aangesteld als professor 'multimedia' in Berlijn. Ik vind 'multimedia' een mislukt woord. Je moet de diverse media zien als kanalen, die je als ontwerper of kunstenaar goed moet kunnen orkestreren. Als je niet in staat bent om, bijvoorbeeld, een goeie combinatie van architectuur en media te maken, ben je niet goed. Dat geheel als één medium te zien, is een eigentijdse manier van denken en werken - het heet dus 'monomedia' als je het goed doet, en 'multimedia', 'cross-media' of 'mediamix' als je het fout doet. 'Mono' is nog even nodig om dat onderscheid te maken; straks heet het weer gewoon 'media'."

"De inhoud van de kunst zal altijd wel diep-menselijk blijven, maar iets heel fundamenteels is dat je als auteur, als kunstenaar, als ontwerper, iets kunt gaan doen met het standpunt van de beschouwer. Er ontstaat kunst die op een heel individuele manier - en dus niet generiek, zoals bij de autonome kunst - een dialoog aangaat met de beschouwer. De nieuwe T.S. Eliott gaat - in real time, en dus niet via z'n voetnoten - spelen met de reacties van z'n lezers en met het feit dat meerdere lezers tegelijkertijd verbonden zijn via zijn werk - daar gaat de essentie van zijn poëzie over."

"De overheid verzaakt op spectaculaire wijze haar onderwijsplichten. Ze lopen daar achter de ontwikkelingen aan, met 'kennisnetten' etcetera, die al verouderd zijn voor ze klaar zijn… Het onderwijs moet leren nieuwe media te gebruiken, wat iets anders is dan gewoon computers kopen. De overheid moet geld aan de scholen geven, en niet aan de consortia die glasvezelkabels in de grond stoppen. Ze moet zorg dragen voor de opleiding van mensen die weten hoe ze met ICT dingen kunnen maken. De echte achterstand zit niet in de infrastructuur, maar in het schrijnende gebrek aan investering in de kwaliteit van het onderwijs. Het gaat er niet om of er genoeg computers in het klaslokaal staan (although it helps), maar vooral om wat er onderwezen wordt en de manier waarop dat wordt gedaan."

"Economische veranderingen drijven veranderingen in de kunst. De reden waarom het electronische boek het gedrukte boek goeddeels zal verdrijven, is een economische. In de kostenopbouw van het gedrukte boek in de boekwinkel zitten heel weinig 'echte' auteurs- en redactiekosten; het meeste gaat op aan productie, distributie en tussenhandel. Als er betaalbare, gebruiksvriendelijke en slijtvaste electronische dragers komen - en die komen er - dan is het mogelijk om voor een fractie van de huidige kosten een goed boek aan te bieden. Er is geen twijfel mogelijk dat de meeste mensen dat zullen prefereren boven het veel duurdere gedrukte boek, net zoals de meeste mensen nu een paperback prefereren boven een hard-cover editie, ook al vinden ze de duurdere uitgave mooier. Dus wat de culturele impact van een tekst betreft: exit boek. Inhoud en drager komen los van elkaar te staan - de grafische industrie is steeds beter in staat om zeer kleine oplagen (1 boek) rendabel en relatief goedkoop aan te bieden - print on demand. Het boek als mooi object blijft dus wel bestaan, maar dan losgekoppeld van de culturele productie. Dat is maar goed ook, want stel dat straks alle Chinezen en Afrikanen ineens ook boeken willen hebben - en dat gaan ze willen -, daar hebben we simpelweg niet genoeg bomen voor!"

"De ontwerper voor nieuwe media staat veel dichter bij de processen van de opdrachtgever dan vroeger."
Willem van Weelden:


"Aan het begin van de jaren 'tachtig sprak men in feministische kringen van de politiek van het persoonlijke; nu zou je kunnen spreken van een hyperpolitiek bewustzijn. Een bewustzijn dat niet alleen de eigen persoonlijke uitgangspunten als vertrekpunt neemt van zijn zoeken, maar een zoeken dat bovendien gevoed is met een heldere terugblik op alle antwoorden die ooit op vergelijkbare vragen zijn gegeven..."

"Het weten is in zijn twee belangrijkste functies, onderzoek en kennisoverdracht, door de invloed van de technologische vernieuwingen diep veranderd. De wijze waarop kennis verworven wordt, geclassificeerd wordt, beschikbaar wordt gemaakt, en ingezet wordt (politiek/sociaal) is onvergelijkbaar met het voor-technologische tijdperk. Alles wat de mensheid ooit heeft voortgebracht aan kennis zal moeten worden vertaald naar de condities van de nieuwe media. Aangezien een aanzienlijk deel van onze cultuur nooit vertaalbaar zal zijn naar die 'machine-taal', dreigt dus het reëele gevaar dat belangrijke delen van onze kennis en cultuur verwaarloosd zullen worden en in onbruik raken - beschikbaar alleen voor hen die nog ervaring hebben met 'oude' media."

"De term creative industries is een verwarrende: de industrie is door traditioneel economische redenen gebonden aan een stabiliteit van waarden. Creativiteit is juist gebaat bij de-stabiliteit…"

"De kanalen van onze economie (het geld) zijn dezelfde geworden als die de kritiek gebruikt. Daarmee is het weten (eigenlijk alle culturele uitingen die in wezen om niet zijn gepleegd) gebruiksgoed geworden en ondergeschikt geworden aan de wetten van de economie. Deze tendens (de commercialisering van het weten) zal zich, in de vorm van onontbeerlijke informationele waar, ontwikkelen tot de belangrijkste factor in de wereldwijde concurrentiestrijd om de macht. Niet alleen zal dit tot drastische verschuivingen leiden in de relaties tussen economische instanties, maar ook de aard en de vorm van waarde zullen in hun kern veranderen."


New York / Amsterdam,
maart / april 2000




max bruinsma