Items
#1, januari/februari 2007


Visie of marketing pitch?


Half oktober plaatste museum De Beyerd in Breda een advertentie waarin gezocht werd naar “een ontwerpbureau voor het nieuwe museum voor grafische vormgeving.” Die advertentie verbaasde me; was niet Studio Anthon Beeke door de vorig jaar met vervroegd pensioen vetrokken directeur Frank Tiesing gevraagd voor hetzelfde? Zoals vaker bij een directeurswisseling, heeft Carin van der Velde – sinds 15 juni de nieuwe Beyerd directeur – de samenwerking met de ontwerper van haar voorganger opgezegd. Van de Velde vond Beeke “niet conceptueel genoeg”, en niet goed passen bij haar beeld van het museum. Anthon Beeke was natuurlijk not amused, maar Van der Velde stelt haar eigen prioriteiten. Soit.


Beyerd logo: Studio Anthon Beeke

Dan maar hopen dat De Beyerd, vanuit een overtuiging die even sterk is als haar zekerheid dat Beeke niet past, een ander uitnodigt, van even onbetwistbare kwaliteit. De advertentie en aanhangende documentatie waren helaas wat dat betreft niet hoopgevend. De website van De Beyerd verwees naar een ‘Selectie en gunningsleidraad’, waar ontwerpbureaus inspiratie voor hun sollicitatie konden opdoen. Er werd ondermeer gevraagd naar: “Ontwikkelen identiteitsconcept wat zich vertaald naar de huisstijl;” De rest van de leidraad staat vol met even gruwelijk ambtelijke taal, en ook de “Briefing Ruimtelijk en Grafisch ontwerp” leest als een powerpointpresentatie vol bullets en andere verbale en grafische gemeenplaatsen. Nergens krijg je een gevoel voor wat deze opdracht anders maakt dan de doorsnee styling job, die een nieuw merk in de markt moet zetten.

Het is natuurlijk geen doorsnee job, en je vraagt je dan ook af waarom een museum voor grafische vormgeving een advertentie nodig heeft om een grafisch vormgever te vinden. Zou niet juist hier de expertise en het netwerk aanwezig moeten zijn om bewust geen openbare aanbesteding te doen, maar actief op een ontwerper af te stappen en in nauwe samenspraak aan een voorbeeldige brief te werken? Carin van der Velde wond er desgevraagd geen doekjes om: “Ik kan ook bij de usual suspects langsgaan, maar dit is een grote klus, die ik niet wil voorkauwen. Daarbij voel ik me niet helemaal meer op de hoogte – ik heb een beetje buiten de praktijk van het ontwerpen gestaan, met m’n werk in het onderwijs en musea  –, dus dit is een goede manier om mensen te vinden uit onverwachte hoek.” 

Dat klinkt ontwapenend open, maar ook wat passief. Aan de andere kant was de deadline voor de aanmelding van ontwerpers, en de tijd die de vijf bureaus kregen die daarna voor een nadere presentatie werden uitgenodigd, uiterst krap. Op 21 december moest er volgens schema iemand een contract ondertekenen. Natuurlijk moet het echte werk dan nog beginnen, maar voor de cruciale fase, die het formuleren van uitgangspunten en concepten is, is die 9 ½ weeks dramatisch kort. In de gekozen aanbestedingsvorm stelt de opdrachtgever zich passief op – hij wacht op wat er binnenkomt. Een bevlogen ontwerp heeft echter niet alleen een goeie vormgever, maar vooral een actieve opdrachtgever nodig.

“Design is geen vrijblijvende zaak”, luidt de titel van het onlangs uitgegeven boek over de geschiedenis van de PTT-vormgeving. In dat door de Beyerd op basis van eigen onderzoek uitgegeven boek, geredigeerd door Arnold Witte en Beyerdconservator Esther Cleven, kan een benchmark voor opdrachtgeverschap gevonden worden. Maar welke waarde hecht De Beyerd zelf aan goed opdrachtgeverschap? De formulering van de aanbesteding, en de minimale tijd voor de sollicitatieprocedure doen eerder aan haastwerk denken. Er is de afgelopen jaren in de Bredase stadspolitiek enorm gesteggeld over het museum en er is een achterstand ontstaan, die nu resulteert in een forse druk vanuit het stadsbestuur om resultaten te laten zien. De hele procedure om een nieuwe vormgever te vinden komt daarmee naar mijn gevoel teveel in een bestuurlijk en managements kader te staan. Daar lijdt de focus op de inhoud onder. 

Want waarover ging dat museum eigenlijk? Het museum wil ‘hèt grafisch ontwerpmuseum’ van Nederland worden en meldt trots dat dat uniek is in de wereld. Een mooi streven, dat kracht bijgezet moet worden in samenwerkingen met diverse erfgoedinstellingen op dit gebied, met de vakwereld, en met uitstraling naar een ‘breed publiek’. Of het nu ligt aan de achtergrond van directeur Van der Velde – ze was eerder marketing manager bij het Groninger Museum – of aan de tijdgeest, die wil dat je het grote publiek niet moet afschrikken met ingewikkelde verhalen, de informatie die De Beyerd doet uitgaan vertelt vooral hoe mooi en sterk het “merk De Beyerd” moet gaan worden, maar nauwelijks hoe ze dat gaan doen. Verspreid over de website, bijvoorbeeld, kom je het één en ander te weten, maar slechts op één plek wordt echt een beeld gegeven van hoe het museum zich positioneert in het culturele veld eromheen: in een als PDF te downloaden lezing van Esther Cleven, getiteld ‘Added value of a museum for Graphic Design’. Het is het enige stuk in het Engels. Cleven, ook bijzonder hoogleraar Moderne typografie en grafische vormgeving aan de Universiteit van Amsterdam, zegt in die lezing dat het museum geen plek moet zijn waar “het succes van het Nederlands grafisch ontwerpen gevierd wordt”. Ze vervolgt: “Het ‘museum als kenniscentrum’ staat voor een actieve, naar buiten gerichte houding die resulteert in een museumpraktijk die begint met de pluriformiteit van het museumlandschap [de over –tig musea verspreidde collectie Nederland, met zijn diversiteit aan invalshoeken op het sociale en culturele erfgoed van Nederland (MB)], en eindigt in een polyfonie van stemmen over grafisch ontwerpen.” (vertaling MB)

Dat stuk van Cleven is de enige tekst van enige omvang die inhoudelijk hout snijdt tussen de ambtelijke notataal en het marketeersoptimisme op de Beyerd website, en hij verdient een prominenter plek op die site. Elders op de website wordt in een aanbestedingsstuk over een kernpubliek van De Beyerd, de grafische beroepsgroep, opgemerkt dat het hier gaat om “Onconventioneel creatievelingen, zeer (!!!!) kritisch op het gebied van vormgeving en kwaliteit.” Een goede inschatting, die opgevolgd zou moeten worden met een grotere betrokkenheid van die beroepsgroep bij de inhoudelijke ontwikkeling van het museum en zijn plaats in het vertoog over hedendaagse visuele cultuur. Cleven en haar directeur zouden een veel actiever rol moeten spelen, zowel als opdrachtgever, als in het publieke debat over waar het met dat museum voor grafische vormgeving heen moet. Liever een openbaar debat dus, op basis van een sterk geformuleerde inhoudelijke visie, dan een openbare aanbesteding op basis van een marketing pitch.

 

 




max bruinsma