Items
no.2, vol.14, maart 1995
 

Melle Hammer:
"Typografie noem ik bij voorkeur: hark en piano"

Melle Hammer is een dichter onder de ontwerpers, die eigenzinnigheid paart aan een groot gevoel voor de poëzie van het alledaagse. Hoe de zon op een wintermiddag de sneeuw op een bruggetje doet smelten, behalve in de schaduw van de leuning - een sneeuw- foto van een brugleuning, dat soort beelden raken hem. Hij maakt ze niet, hij vindt ze. Zo wil hij teksten typograferen: de vorm die in de tekst besloten ligt, zichbaar maken. Max Bruinsma sprak met Melle Hammer over de typografie als gesprekspartner, als stoorzender of als begeleider van de tekst.
 

"Ik denk dat een tekst zijn eigen vorm afdwingt - als 'ie door mij heen loopt, lijkt 'ie een eigen vorm af te dwingen. Tekst ligt op een ander leesniveau dan beeld. Een beeld neem je globaal op, en daarna leg je een route af door het plaatje; een tekst dwingt een andere route af, zin na zin, langs chapeau, kopregel, onderkop, manchet en de broodtekst. Daar kun je dan iets mee doen. Je maakt een vorm op basis van wat een tekst te melden heeft."

Dat klinkt allemaal heel neutraal...

"Ja, ja, ik ben heel braaf. Ik ben heel trouw aan de tekst. Het gebeurt maar zelden dat ik er door middel van de vormgeving commentaar op lever..."

Hm, ik zou zeggen: je doet dat meestal...

Ik vergroot de structuur van de tekst. Bij een bundel van Hans Kloos bijvoorbeeld, heb ik het erover dat wanneer een gedicht langer is dan een pagina, je moet nadenken over het moment waarop de bladzijde wordt omgeslagen - bij Kloos is dat een inbreuk op het metrum van het gedicht. Je moet dat niet zomaar van de pagina laten lopen. Dus behalve over papier- en letterkeuze en over opmaak, heb ik het met Hans ook uitgebreid gehad over waar je zinvolle breuken in het gedicht kunt maken; waar het omslaan van de pagina - binnen het gedicht - een betekenisvolle handeling is.
Ik vermoed dat een tekst op een bepaalde manier in elkaar zit en dat levert dan een vorm op. Die gaat niet over mij, die gaat over...

Die gaat over jou en de tekst...

Waarschijnlijk. Je kunt proberen om er niet te zijn, maar ik ben er toch, ook al zou ik m'n best doen om er niet te zijn, en als ik er dan toch ben, dan kan ik maar beter niet doen alsof ik er niet ben. Ik vind het niet erg om te laten zien dat ík het gedaan heb...

En om iets toe te voegen?

Dat vind ik een ijdele hoop. En àls het je lukt om iets zinvols toe te voegen, dan heb je mensen die staan te juichen langs de zijlijn, en mensen die zeggen: laat Melle Hammer alsjeblieft nooit meer een boek typograferen! Allebei hebben ze gelijk. Het Dansjaarboek van twee jaar geleden is daar een goed voorbeeld van. De eerste veertig pagina's waren gevuld met essays over dans. Die heb ik vormgegeven als een dans - de struktuur van de tekst is daar de choreografie voor de kolommen. Zo'n typografie maakt zich dan zelf, volgens spelregels die ik heb opgesteld. Je krijgt stelling naast stelling, een terzijde is ook letterlijk een terzijde, een conclusie sluit letterlijk een deel van het betoog af. Ik heb de constructie van de tekst zichtbaar gemaakt, met wat je zou kunnen noemen 'de heraldiek' van de kolommen. Die is voorhanden; in kranten, tijdschriften, lesboeken.

Kolommen grijpen in elkaar, de ene kolom neemt een hap uit de andere...

...want het ene tekstfragment grijpt in het andere, of is er het gevolg van. Je kunt ook zeggen dat ze perspectivisch achter elkaar liggen. Als je alle smalle kolommen achter elkaar leest, heb je het verhaal in het kort. De rest is argumentering, precisering en uitwijding. Dit soort bladzijden genereert zichzelf, daar heb ik niks aan gedaan, behalve het bedenken van het systeem; dat is de interventie.
Er zijn zoveel manieren om te typograferen... Je kunt, zoals in het Dansjaarboek, op de structuur van de tekst inzoomen, je kunt ook beeldend typograferen, of verwijzend, of citerend, of anekdotisch... In 'Domino' komen verschillende van die manieren bij elkaar. 'Domino' is een boek, een uitgave in samenwerking met de 21ste Eeuw en Perdu, geschreven door drie auteurs die op elkaars teksten reageren, en ik ben als typograaf de vierde auteur. In het boek is iemand op zoek naar het geheim, de 'klank van... eh, dinges'.

...een grondtoon van het bestaan...

Daar zoekt-ie naar: "Jarenlang was ik op zoek... Het moest er toch zijn..."

Je leest het wat moeizaam...

Omdat ik in dit stukje de medeklinkers eruit heb gehaald. Aan het eind van het verhaal heb ik de medeklinkers van hetzelfde stukje in een zelfde blok gezet. Als je ze over elkaar legt, is dat tekstje leesbaar. Het ìs te lezen; het gaat wat langzaam, maar je komt er uit. Het is ook de meest extreme pagina uit het boek, hoor.
Het is een soort dominospel van verhaalfragmenten, dat zich beweegt binnen een afgesproken landschap. De vorm is vaak heel anekdotisch. Het gaat hier om vormverwantschappen van verschillende verhaaltjes door het boek heen, verwantschappen in manieren van vertellen, om associaties bij verschillende vormen van typografie. In dit boekje is de vorm waarin de tekst zich aandient belangrijk voor de structuur van het verhaal. Maar het blijft een experiment: Kun je door middel van typografie de structuur, de spanningsboog, een verondersteld verhaal dat tussen al deze stukjes tekst zweeft, kun je die maken?

Je moet als lezer wel goed opletten...

Je moet je er wel ingraven, ja, maar dan krijg je wel cadeautjes.

Als typografisch vormgever werk je in wat traditioneel zo ongeveer het meest dienstbare gebied van de vormgeving is. Terwijl je vaak als 'co-auteur' optreedt...

Ik zie dat anders: zodra je als typograaf een lettertype kiest, of een bladspiegel of een zetspiegel, ben je mede-auteur. Ik ben me daarvan bewust en kwijt mij vervolgens op een zeer christelijk gereformeerde manier van mijn taak. Ik maak - omdat ik er nou eenmaal tussen zit - zichtbaar wat mijn houding is.

Je bent een dichter - die zeggen ook altijd dat hun poëzie slechts 'door hen heen gaat'. Je doet op een poëtische manier een beroep op de speelsheid van de lezer...

Ik doe een beroep op z'n aanwezigheid: kom je buiten spelen?! Dat doet elk verhaal, als het goed is. Vormgeving kan dat ook doen. Het gekke is, dat wanneer ik bijvoorbeeld een tijdschrift-typografie in een boek stop, bij een tekst die zich daarvoor leent, dat ik op dat moment zogenaamd experimenteel ben...

In ieder geval expressief...

Ik pas toe wat ik ken, wat bekend is. Typografie voor tijdschriften en voor reclame is een expressieve manier van teksten redigeren, met heftige koppen, heftige teksten, heftige pay-off... en dat wordt allemaal als normaal geaccepteerd. Maar als je zoiets in een boek toepast, heet het ineens 'experimenteel'!

Over reclame gesproken...

Ik heb, alles bij elkaar, zeven jaar reclame gemaakt bij verschillende bureaus. Campagnes voor onder anderen Levi's, Nike, Amici mannen en vrouwenmode... Op het moment dat je daar, binnen een verhaal, expressief typografeert, is dat geaccepteerd. Ik wil als grafisch ontwerper gebruik blijven maken van die vormkwaliteiten...

...reclame manipuleert lezers, zegt men dan...

Nee hoor, het is gewoon: 'hark en piano'...

??

Oftewel: een tekst organiseren en vervolgens klank geven. Typografie noem ik dus bij voorkeur: hark en piano.

Een wat vileine vertaling zou kunnen zijn: je baant een pad voor de lezer om hem daarop vervolgens te bespelen...

Ik geloof niet dat dat lukt. Als reclamemaker bestudeer je, meer dan de gemiddelde vormgever, je publiek: Wie veronderstel ik als mijn lezer? Ik onderzoek de toon van mijn beeld. Ik moet een produkt in toon zetten, dus ik bestudeer het vorm- en tekstvocabulair van mijn publiek. Om vervolgens bondig en herkenbaar te melden dat dat produkt er is. Dat is geen manipulatie, dat is een mededeling die je doet, óók door middel van de vorm.

Waarom ben je ermee opgehouden?

Het probleem dat ik in de reclame had, was het geneuzel: als het produkt me niks te vertellen heeft, dan kan ik er als vormgever ook niks mee. Maar wat dat betreft geldt hetzelfde voor literatuur. Reclame teksten of literaire teksten zijn wat mij betreft inwisselbaar.

De reden waarom ik werk is dat ik geld wil verdienen om m'n eigen publikaties uit te geven. Ik had het idee dat als ik bij zo'n bureau lekker veel geld kon verdienen - en ik had bedongen dat ik een paar dagen per week vrij was - dan zou ik m'n eigen publikaties maken. Dan was ik financieel onafhankelijk. Nou dat werkt dus niet zo. Omdat je hoofd op een andere manier geparkeerd staat. Je moet je, als je in de reclame zit, verhouden tot een publiek. Als boekjesmaker gaat het om wat ik zelf wil zeggen. Dat is een ander hoofd; het denkt anders, neemt andere besluiten, spreekt een andere taal. Het is niet met elkaar te combineren. Je wordt zo gespleten als wat. Ik werd er erg ongelukkig en depressief van. Ik ben er mee opgehouden en van voren af aan begonnen, met Bas Oudt in Plus X. Een nieuwe klantenkring, een ander publiek, zou je dus zeggen - en wat blijkt? Het is hetzelfde! De verhouding met opdrachtgevers en met publiek is precies dezelfde als in de reclame!

Maar hiertelande wordt toch nog steeds volgehouden dat er een scherpe grens loopt in benadering en inhoudelijkheid tussen reclame- en publiciteits vormgeving en het Echte Grafisch Ontwerpen, het E.G.O.?

Daar geloof ik niets van. Ik zie dat verschil niet. Ik heb als reclamemaker altijd heuse typografie afgeleverd! Mijn ervaring is dat culturele klanten zo mogelijk nog meer de vorm afdwingen die ze willen zien, dan industriële klanten. Ik vind dat niet erg, hoor, maar ik ervaar dus geen grote verschillen in opdrachtgevers. Het maakt geen fluit uit!

Dan blijft er weinig over van je argumenten om op te houden met reclamemaken...

Ja, klopt. Binnen het zogenaamde Echte Grafische Ontwerpen gelden dezelfde wetten. Met een andere reden misschien, maar het blijven dezelfde wetten. Catalogi bijvoorbeeld... maar dat is helemaal een verhaal apart; in negen van de tien keer is dat salontafelarchitectuur, die door niemand werkelijk gelezen wordt... Ik heb eens een catalogus gemaakt voor Warmoesstraat 139, voor een tentoonstelling die 'En Scène' heette - wat in dit verband betekende: 'hij of zij was op deze plek'. Je moest die catalogus kapot maken om hem te kunnen lezen. Als je dat niet deed, bleef er een mooi ding voor op de salontafel, maar wie echt geïnteresseerd was, moest naar binnen, die moest een draadje doorknippen en de boel uit elkaar halen. Je krijgt dan een vouwvel met verhalen van de kunstenaars. Er was hen gevraagd om te vertellen wat voor hen een tekst was geweest die hun wereld veranderde. Dat is nogal privé. Dat was voor mij de reden om het zo vorm te geven: je betreedt een gebied dat voor de kunstenaars ontzettend belangrijk is geweest, je breekt in, je bent als lezer en scène. Het is volgens mij helemaal conform de tentoonstelling. Maar de kunstenaars vonden het niet leuk, die wilden een echt boek!

Dit soort afwijkende vormen, met een soort narratieve logica verbonden met het onderwerp, gebruik je vaker. Dit lijkt me heel dicht staan bij de dingen die je zelf zou willen maken.

Ja, zó wil ik vormgeven.

Als je het over je eigen werk hebt, doel je op boekjes uit je 'confetti-reeks', eigen uitgaven zoals 'aaa ooo eee', het 'applausboekje' uit 1991, dat nog een speciale bekroning heeft gehad voor de Best Verzorgde Boeken.

Ja. De inhoud is poëtisch, maar eigenlijk gaat die hele reeks 'confetti' over vormgeving, over typografie. Dat is mijn argument om ze uit te geven. Liefst maak ik elke maand zo'n boekje, op het formaat van de A&O-reeks, zo'n wat slank, maar stevig wat bonkig formaatje. Elk boekje is een katern. Het hoort bij elkaar.
In 'aaa ooo eee' was ik gefascineerd door de verschillende tonen die je hoort als je een langdurig applaus bijwoont. Ik wilde dat noteren, alsof het een muziekstuk was. Ik wilde het hele verhaal alleen door middel van typografie vertellen, al die klanken, verwijzingen, anekdotische en associërende momenten, alles wat ik van een verhaal verwacht.

Heb je als vormgever hetzelfde doel als een schrijver: de lezer aan te raken?

Ik denk dat het op z'n best een ontmoeting is: er is een auteur, die een lezer ontmoet en uitnodigt binnen te komen en zegt: kijk dit is mijn kamer, en dat is mijn raam. En in die kamer bevindt zich ook de vormgever, die de gordijnen ophangt, terwijl de auteur het uitzicht tekent...
Kijk, de vormgever verhoudt zich tot de inhoud van een tekst als gesprekspartner, of als stoorzender, of als begeleiding. Als je het woord 'beton' zet uit een Kaufmann, of de Künstler Script, dan is er iets met het woord beton aan de hand. Dat kunnen we niet ontkennen. Dat is typografie. Bedenk nu dezelfde vorm, in een andere context. Zie je wel! Als dat dus werkt, dan is er ergens een wereld, tussen het schrijven van een tekst en de wijze waarop die tekst zich vertoont. Maar luister, we hebben het nu over een klein hoekje van de tuin van de typografie - je hebt daaromheen nog voetbalvelden en parkeerterreinen waar ik ook wel eens bivakkeer; ik bedoel, ik kan ook een heel net jaarverslag maken, hoor! Maar in die tuin, ergens naast de mestvaalt, daar waar de compost gemaakt wordt, daar ent ik vorminhoud op taalinhoud. Dáár is een roman te maken die begint met het recept van chocoladebavarois en eindigt met pianospel, zonder dat je de overgang in de gaten hebt gehad!

Heb je dat in het applaus-boekje geprobeerd, die taalinhoud en vorminhoud in elkaar over te laten lopen?

Nou, de taalinhoud van dat boekje stelt niet zoveel voor - die bestaat uit het woordje 'klap'. In het applausboekje werkt niet de tekst, maar alleen de vorm; in een gebruikelijke roman werkt de tekst, en niet de vorm. Dus stel je voor dat binnen de vormgeving van zo'n applausboekje, opeens de tekst ook gaat bewegen, ook inhoud gaat genereren, dat er woorden uitkomen, hele zinnen, bladzijden vol... Of stel je voor dat in een roman de vorm gaat bewegen... Over dat gebied heb ik het. Domino is een laboratoriumtest op dat gebied. 'aaa ooo eee' is een kleine conclusie.

Literaire schrijvers hebben vaak een grote achterdocht tegenover de mogelijke ingrepen van vormgevers...

Wat eigenaardig toch! Want als ik met een copywriter aan tafel zit, gaat het wèl. Dan kan ik zeggen: zou je die alinea niet vervangen door een afbeelding van een wolk, of laat de tekst zelf nou eens beeld zijn! Bij copywriters kan dat...

Copywriters gaat het dan ook meer om de inhoud, de boodschap van een tekst, dan om de vorm. Literaire schrijvers hebben de neiging dood te gaan als je een komma dreigt te veranderen.

Ja, maar dat begrijp ik niet; want het maakt hen blijkbaar niet uit of hun tekst in de Goudy of in de Trinité is gezet. Dat is potentieel een veel grotere ingreep! Ik kan me zo slecht voorstellen dat ze dat niet voelen, en wel last hebben van die komma!




max bruinsma