OPEN # 11
Cahier on art in public space
november 2006

In discussie met de openbare mening

Martijn Engelbregt/EGBG: Dit is Nederland, de Dienstcatalogus,
Amsterdam, Uitgeverij Valiz, ISBN 90-78088-02-8, € 9,90

Op de wekelijkse multimedia-commentaar pagina op de Volkskrant website, het Oog, van 4 oktober 2005 geeft een tijdsbalk aan dat “het commentaar op uw actualiteit wordt geladen”. Het duurt even, dus ik kijk intussen naar de site van de maker van deze aflevering, Martijn Engelbregt. Als ‘Engelbregt Gegevens Beheer Groep’ geeft hij sinds jaren vilein ironisch commentaar op de obsessie van onze cultuur met feiten, gegevens, statistieken. Soms op het cynische af, zoals in het felomstreden onderzoek naar illegalen in Amsterdam, in 2003. Onder de officieel klinkende naam ‘Regoned’ (Registratie Orgaan Nederland) liet EGBG in de hoofdstad ruim 200.000 formulieren rondsturen waarin onder andere gevraagd werd naar de (il)legale status van de invuller en of deze bereid zou zijn hem of haar bekende illegalen aan te geven. Het project was mijns inziens overduidelijk een bijtend commentaar op de Verdonkiaanse obsessie met het inrekenen en koudstellen van (mogelijke) on-Nederlanders, maar velen lieten zich door Engelbregts practical joke provoceren. Met de hamvraag, “Wilt u deze (vermoedelijke) illegalen aangeven?”, vroeg Engelbregt “impliciet of de invuller bereid is zijn of haar medewerking te verlenen aan het regeringsbeleid.” Daarmee werd “een vaak stilzwijgende instemming (...) omgedraaid in de vraag om een actieve bijdrage aan dit beleid”. Het verschil met van overheidswege voorgestelde kliklijnen tegen uitkeringsfraude is marginaal, maar het ‘gevoelsverschil’ bleek gigantisch. De pers hypete “Illegalenjacht als Kunstwerk” en Engelbregt werd voor NSB’er en erger uitgemaakt.

Dit alles verhinderde de rijksoverheid niet om de kunstenaar uit te nodigen een voorstel te doen in het kader van de percentageregeling bij de verbouwing van het oude Logement van de Heeren van Amsterdam tot bijgebouw van de Tweede Kamer. Engelbregt richtte De Dienst op, om de relatie tussen kunst en democratie te onderzoeken en om de beschikbare 160.000 Euro – globaal één cent per inwoner van Nederland – onder volledige zeggenschap van iedere burger uit te geven. De Dienst organiseerde onder andere middels een website een prijsvraag voor kunstwerken ten behoeve van het nieuwe gebouw, waarop 522 voorstellen binnenkwamen. Die werden weer, geheel volgens de gebruikelijke procedures, beoordeeld door een variëteit aan commissies en experts, en uiteindelijk is er een selectie van negen kunstwerken uitverkoren om in of rond Het Logement gerealiseerd te worden. Dat er van die negen ‘democratisch gekozen’ werken één van de hand van Engelbregt zelf was, leverde stof tot kritiek en debat op (“doorgestoken kaart!”), inclusief kamervragen, maar uiteindelijk kon Engelbregt in ieder geval zijn opdrachtgevers overtuigen dat het allemaal “geheel transparant” gegaan was en werd het vier jaar durende project begin dit jaar feestelijk afgesloten met de onthulling van de negen kunstwerken en de presentatie van een boek waarin het hele proces in filigraan detail is vastgelegd.

De Dienstcatalogus is een, zij het wat chaotisch vormgegeven, schatkist van gegevens en wetenswaardigheden. Als weerslag van alle correspondentie, overleg, nota’s, adviezen, vergaderingen, kamervragen, persberichten, recensies, gesprekken, mails en wat dies meer zij, is het onovertroffen. Alle 522 kunstwerken, inclusief de discussies eromheen, zijn erin afgebeeld, hetgeen een – mag ik het zeggen? – vrij ontluisterend beeld oplevert van de populaire blik op het hedendaagse kunstvertoog.


André Boone

In een van de begeleidende essays schrijft kunsthistorica Brigitte van der Sande: “Het eindresultaat van het Dienstonderzoek van Engelbregt levert beroerde kunst op, die niet verder gaat dan een ludiek ideetje. (…) Moet de conclusie dan zijn dat via democratische methodes gekozen kunst nooit ofte nimmer sprankelend, provocatief, onverwacht en vernieuwend kan zijn? Ja, luidt mijn overtuiging.” Ik onderschrijf die mening, met uitzondering van de kwalificatie ‘provocatief’; het merendeel van de inzendingen is een bewuste provocatie, variërend van de opgestoken middelvinger (een gigantische slappe lul als sculptuur op het Binnenhof) tot de belerende belediging (Luister nou toch eens!). Het project toont overtuigend aan dat als het publiek gevraagd wordt “met welke kunst het onze volksvertegenwoordigers dagelijks wil confronteren”, het publiek zich meer voor de confrontatie interesseert dan voor de kunst. Het beeldresultaat van EGBG’s onderzoek is misschien geen goede kunst, maar wel een treffende illustratie bij de Fortuyneske analyse dat het volk zich niet gehoord voelt.


Liset van Dommelen

Maar what about Martijn Engelbregt zelf? Is hij een goede kunstenaar? Is zijn Dienst een goed kunstwerk in de openbare ruimte? En is de Dienstcatalogus een goed boek? Ik durf te stellen: ja. Engelbregt heeft het spanningveld tussen (culturele) gegevens en (cultuurbepaalde) interpretaties ervan tot materiaal van zijn werk gemaakt, en met dat materiaal maakt hij soms melige maar veel vaker zeer scherpe ‘portretten’ van hoe wij onszelf zien. Als kunstenaar staat hij middenin het openbare discours, niet alleen over kunst, maar over alles wat ons heftig beroert, en hij treedt met de openbare mening in discussie. Nee, hij geeft ze niet slechts weer – EGBG’s filtering van data, en het bijkans machiavellistisch plezier waarmee hij redactie voert over de vragen die die data genereren, compliceren het ogenschijnlijk democratisch gehalte van zijn projecten en laten zijn eigen stem – die van de kunstenaar/ontwerper met een mening – tot in elk detail doorklinken. Hoezeer ook gericht op het laten horen van de ‘stem des volks’, manipuleert EGBG niet alleen wat die stem zegt, maar ook hoe de uitkomsten van zijn enquêtes geïnterpreteerd worden, door zijn combinaties van gegevens, de vormgeving van zijn vragen- en gegevenslijsten (labyrintisch, vicieuze cirkel-achtig) en zijn typografie en presentatie (ogenschijnlijk eenvoudig, soms op het knullige af, maar goed gestructureerd en consequent vormgegeven). Het omslag van de Dienstcatalogus is een case in point: de hoofdkleuren zijn die van de Bondsrepubliek Duitsland (zwart, rood, geel), terwijl de Nederlandse driekleur beperkt is tot marge en rug. Omdat Engelbregt gegevensgek is, moet ik wel aannemen dat deze verdeling een betekenis heeft. Is hier sprake van vergelijkende schalen qua inwoneraantal, grondoppervlak, bruto nationaal product? Hoe dan ook, de kleurstelling drukt je op het feit dat Nederland politiek en economisch gezien als marge van Duitsland kan worden beschouwd, en dat derhalve die 16 miljoen Hollanders ook weer niet te hoog van de toren moeten blazen. Dat doen ze binnenin het boek wel, dus die relativering is geen overbodig commentaar.

Intussen loopt de tijdsbalk op de Volkskrant website nog steeds: “Het commentaar op uw actualiteit wordt geladen”. Het is eindeloos en we zullen het resultaat nooit in zijn volledigheid kennen. In al zijn eenvoud doet het werkje me aan een uitspraak van Montaigne denken: “Wie wil ontkennen dat commentaren de onzekerheid en onwetendheid nog doen toenemen? (...) De honderdste commentator geeft het boek door aan zijn opvolger met nog meer haken en ogen dan de eerste er al in gevonden had.” Net als Montaigne, kan ook Engelbregt het toch niet laten.

 

Links:

http://www.egbg.nl/

http://www.de-dienst.nl/

http://www.volkskrant.com/oog/client/index.php?artworkId=12

 

 




max bruinsma