Kunst van toegepaste kunst

 

Is kennis van ontwerpcriteria en -contexten tegenwoordig onontbeerlijk om de beeldende kunst goed
te kunnen begrijpen en duiden? Op de Documenta in Kassel en de Biënnale van Venetië is vast te
stellen dat autonome en toegepaste kunst steeds vaker nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn.



AppleMark?

Toril Goksøyr en Camilla Martens, ‘It would be nice to do something political’, 2007
foto (montage): Max Bruinsma


Een groot billboard vult de complete glazen zijgevel van het Scandinavische paviljoen in de Giardini, de belangrijkste locatie van de Biënnale van Venetië. Twee aantrekkelijke vrouwen lijken in gesprek: “Het zou leuk zijn iets belangrijks te doen”, zegt de ene. “Iets politieks?” suggereert de ander. Ze kijken elkaar niet aan, maar naar ons. Ze kijken sensueel, verleidelijk, afstandelijk, precies zoals mooie vrouwen altijd kijken op reclamebillboards, die zijn ontworpen om de blik te vangen van verstrooide stedelijke passanten. Maar er is geen pay-off, geen merknaam, logo of slogan die ons uitnodigt om iets te kopen. En er is nog iets vreemds. Pal voor het glimmende billboard zit een zwarte man met een pet en lege ogen. Een gastarbeider zoals er in ons rijke deel van de wereld zoveel zijn. Naast zijn plastic kruk staat een emmer met wisser. Zo nu en dan staat hij op om de glaswand nog glanzender te poetsen. Hij belichaamt een scherp contrast met de luxueus  uitziende dames. Is het belangrijk wat hij doet? Is  het politiek? Heeft hij een keuze? Het werk, van de Noorse kunstenaars Toril Goksøyr en Camilla Martens, is natuurlijk politiek, met zijn combinatie van billboard en zwarte gastarbeider (één van een groep immigranten die gedurende de Biënnale deze rol ‘spelen’).

Opmerkelijk is dat het werk de iconografie en middelen van de reclame gebruikt. De gelikte fotografie, de perfecte uitlichting, de languissante blikken – het is allemaal typisch modefotografie, met bijpassend neutrale typografie in strakke tekstballonnen. Het is niet het enige werk in de twee grootste kunstevenementen van dit jaar – Biënnale Venetië en Documenta 12 Kassel – dat gebruik maakt van, niet alleen de media, maar ook de visuele talen en publieksbenadering van het ontwerpen. Er is een soort directheid in dit werk, dat een kenmerk is van design – en op gespannen voet staat met de criteria van de autonome beeldende kunst.

Het is een tendens, die al jaren aan de gang is, maar die steeds duidelijker wordt: beeldende kunst die voor ‘design’ zou worden aangezien als ze niet gepresenteerd was in een duidelijk herkenbare kunstcontext. Op de kunsttentoonstellingen in  Venetië en Kassel zien we meubel- en interieurontwerpen, product- en verlichtingsdesign en architectuur, maar de meest ‘geciteerde’ ontwerpcontext is toch die van het grafisch en communicatieontwerp. Een werk als dat van Sophie Calle, in het Franse paviljoen in Venetië, is eigenlijk een boek dat op de wanden van de ruimte is gelayout, met een klassiek boektypografische balans tussen foto’s, teksten in diverse typografiën en bijschriften. Je zou kunnen tegenwerpen dat het hier minder om een ‘gedesigned’ kunstwerk gaat dan om esthetische compositieprincipes die nu eenmaal verwant zijn binnen de kunst, het tentoonstellen en de boekvormgeving. Maar wat als de typografie een van de belangrijkste inhoudelijke aspecten van het werk is? Neem de installatie van de Russische kunstenaar Dimitri Gutov. In Venetië (op de centrale tentoonstelling in de Arsenale) hangt een ensemble van zijn schilderijen, olieverf op doek, waarvan het merendeel de typografie echoot van de Marxistisch bevlogen avant-gardes in het revolutionaire Rusland. Het zouden activistische affiches kunnen zijn, of agit-prop, zoals dat toen heette.

AppleMark?

Dimitri Gutov, uit ‘The Karl Marx school of the English language’, 20 schilderijen, olieverf op doek, 2007

De teksten suggereren een iets complexer verband tussen vorm en inhoud. Karl Marx’s uitspraak dat “Hedentendage alles zwanger schijnt van zijn tegendeel” had in deze vorm door een slordige leerling van Rodschenko getypografeerd kunnen zijn, maar Gutovs versie – en de kunstcontext! – maken dat we onmiddellijk ook aan de postmoderne condition humaine moeten denken, waarin niets meer vast staat. Wat weer een schrijnend contrast is met het aloude marxistische denken, dat wel alles zeker wist. Kunst, die beeldende vorm van denken over hoe de wereld is en hoe ze schijnt, en design, de culturele expressie van concrete functies, komen hier naadloos bij elkaar. Ook in werk van bijvoorbeeld Marine Hugonnier en Christine Hill, beide eveneens in de Arsenale, lopen typografie, grafische vormgeving en beeldende kunst in elkaar over.

AppleMark?

Christine Hill, ‘Minutes’, installatie, 2007

Hills installatie bestaat uit hutkoffers met gewone gebruiksvoorwerpen – truttige kleding, boeken, toiletspullen, kantoorartikelen –, met op de wand vier affiches in karakteristieke slagerstypografie. Een van die affiches citeert schilder Amédée Ozenfant, die stelt dat kunst laat zien dat het gewone buitengewoon is. De typografie illustreert dat, maar suggereert ook het omgekeerde: het buitengewone is ook maar gewoon. Dit soort vernacular typografie wordt, buiten de context van slagersadvertenties (“Heden Verse Worst!”), vrijwel altijd ironisch ingezet, en dat is hier niet anders. Het is een spel met de culturele connotaties van bepaalde grafische en typografische conventies, dat ook ontwerpers zeer vertrouwd is.

AppleMark?

Marine Hugonnier, ‘Art of Modern Architecture (Homage to Ellsworth Kelly)’, 2005 (detail)

Iets ingewikkelder ligt het bij Marine Hugonnier, die knipsels uit Ellsworth Kelly’s boek ‘Line Form Color’ heeft opgeplakt op voorpagina’s van een Arabische krant. Door het abstracte spel van lijnen, vormen en kleuren van colorfield-painter Kelly te vervreemden naar het functioneel-abstracte grid dat een krantepagina is, mengt Hugonnier twee visuele systemen, dat van de kunst en dat van het ontwerpen. Binnen het grafisch ontwerpen is het grid bedoeld om functionele orde te scheppen en hiërarchie tussen koppen, kolommen, foto’s en kaders. Lijn en kleur versterken die orde. Voor de kunstenaar gaat het om geometrische balans, evenwichtige compositie en beeldende spanning. Wat heeft in dit werk de voorrang? Ondanks de titel ligt de kern in Hugonniers kleurkeuze: de kleuren van de Palestijnse vlag. Daarmee voegt ze een symbolisch element toe, dat goed te rijmen is met de context van de krant: de kop luidt ‘Arrafat keert terug naar Palestina voor zijn laatste reis .. vandaag’. Maar die beeldrijm is geheel strijdig met de context van kunstenaar Kelly, die nu juist elk symbolisme uit de kunst probeerde te logen. Door twee retorische systemen te laten botsen, ontstaat een nieuwe mededeling, al is het een meerduidige. Dat laatste, die meerduidigheid, is natuurlijk een kenmerk van beeldende kunst, maar hier wordt hij vooral bereikt met middelen die het grafisch ontwerpen en de kunst gemeen hebben.

Het gaat me er hier niet zozeer om te bewijzen dat de hedendaagse kunst een vorm van ontwerpen is (wat ik overigens vind), maar om aan te geven dat kennis van ontwerpcriteria en –contexten tegenwoordig vaak onontbeerlijk is om kunst goed te kunnen begrijpen en duiden. Al was het maar om te zien dat zowel ontwerpers als kunstenaars culturele uitspraken doen, en daarbij vaak dezelfde methoden, media en vormentalen gebruiken. Natuurlijk, ook al bestaat een werk als ‘Red Alert’ van Hito Steyerl geheel uit industrieel design (drie Apple cinema displays), dat neemt niet weg dat het duidelijk vanuit de kunst gedacht is. Het werk, in Kassel, is een hedendaags antwoord op minimalistische kunstenaars als Ellsworth Kelly, gemaakt in hedendaagse media. Toch is het interessant om te bedenken dat je op deze schermen ook iets anders zou kunnen laten zien, drie familieportretten, bijvoorbeeld, of vakantiekiekjes. Precies die toepassing is je van het in nieuwe producten ontworpen voor firma’s als Philips. Je ziet ze zo voor je, in een modern gedesigned interieur.

AppleMark?

Hito Steyerl, ‘Red Alert’, 2007 

Het feit dat Steyerl geen neutrale lijstjes rond zijn monitorkleurvelden heeft gemaakt, maar ze herkenbaar heeft gelaten als Apple monitoren, geeft ruimte aan die associatie. De vormen, media en materialen van kunst en design gaan in elkaar op. Wat overblijft van het verschil tussen die twee, kunst en toepassing, is de reden waarom iets gemaakt is en de context waarin het wordt gepresenteerd. Dat was vroeger anders, toen ‘kunst’ direct aan een object was gekoppeld. Een schilderij op doek, gemaakt volgens bepaalde compositorische, inhoudelijke en ambachtelijke principes, was kunst. Een schilderij op een huis aan de straat was toegepast.

AppleMark?

Waltércio Caldas, 2007. Foto: Max Bruinsma

Maar wat te denken van de etherische sculptuur van Waltércio Caldas in het Italiaanse paviljoen van de Biënnale? Het glas, de roestvrijstalen buizen, de strakke vormgeving, de ‘natuurlijke’ steen als contrast – het is een combinatie van materialen, vormen en toepassingen die je met grote regelmaat ook op de pagina’s van hippe interieurtijdschriften tegenkomt. Het zwarte vierkant is een echo van het beroemde gelijknamige werk van Malevich – het ultieme schilderij, een eindpunt in de kunst. Men zou kunnen strijden over wie eerst was met deze constructieve esthetiek, de kunstenaars of de ontwerpers, maar het lijkt me een feit dat die esthetiek zich intussen niet meer stoort aan de grenzen tussen de disciplines.

AppleMark?

Léon Ferrari, ‘Projetto’, heliografie 1982 (detail)

De poppetjes en objectsilhouetten waarvan Léon Ferrari zich bedient (te zien zowel in Venetië als in Kassel), zijn dezelfde als die architecten gebruiken vanaf Mecanorma vellen om hun plattegronden te detailleren met tafels, badkuipen en mensen. De vormen worden door de kunstenaar voor heel andere doelen ingezet, maar de middelen zijn dezelfde als die van de ontwerpers, inclusief de voor de architectuur zo typerende blueprint.

De tijd dat je aan de vorm en het materiaal van een object kon zien of het kunst was of een ontwerp is allang voorbij. Steeds vaker spelen kunstenaars en ontwerpers leentjebuur bij elkaar. En steeds vaker is dat een eenrichtingsverkeer. Het komt wel voor dat bijvoorbeeld grafisch ontwerpers, als ironisch-artistiek  gebaar, statistieken in een jaarverslag weergeven als schilderijen op doek, of dat ontwerpers de associatieve meerduidigheid en gelaagdheid die zo typerend is voor de kunst gebruiken, maar veel vaker nemen kunstenaars de technieken en vormentalen van ontwerpers over. Een strip kan grafisch ontwerp, illustratie reclame zijn, maar ook beeldende kunst. Een affiche kan een product of een voorstelling aanprijzen, maar ook een kunstwerk zijn. Die vormentalen waarvan al deze uitingen gebruik maken, zijn natuurlijk oorspronkelijk weer door de kunst beïnvloed. Maar ze hebben zich in de massamedia van het ontwerpen, de reclame, de televisie en nu het internet ontwikkeld tot een enorm netwerk van media en tekens dat zowel de kunst als het ontwerpen omvat. Meer nog, tot een encyclopedie van betekenissen waaruit beide, de kunstenaar en de ontwerper, vrijelijk putten.




max bruinsma