Items
no.5, vol.14, September 1995
 

voorbij het object 3
Mooie Dingen

Wie bepaald wat mooi en smaakvol is? En hebben mooi en lelijk iets met elkaar?
'Door de visuele overvloed reageren we alleen nog maar op schoonheid met een wond, met een gebrek. Daar wordt het mooier van.'
Het derde gesprek uit de serie 'voorbij het object' had als thema 'mooie dingen'. Max Bruinsma ging deze keer in discussie met 'patron cuisinier' Jean Beddington, architect Rients Dijkstra, ontwerper Ulf Moritz en filosoof Kees Vuijk.

Lang geleden was 'het Schone, het Goede en het Ware' één begrip. Het Goede drukte zich zichtbaar uit in het mooie, en de Waarheid was goed en kon daarom niet lelijk zijn. Deze platoonse drie-eenheid heeft het lang uitgehouden, ook nadat het Christendom een onderdeel ervan wat suspect had gemaakt door de mogelijkheid van een 'duivelse schoonheid' te erkennen - schoonheid kon ook valse schijn zijn en verblinden. Maar de Ware Schoonheid was Goed. Misschien is het vanwege de gevaarlijke, verleidelijke kanten van schoonheid dat de esthetiek in onze cultuur zo lang onder curatele heeft gestaan van ethische richtsnoeren. Ook Kant, de grondleggervan de moderne esthetica, analyseert schoonheid nog vanuit een ethisch kader: dat van het vrije individu dat zichzelf leert kennen door zijn subjectieve ervaring van iets buiten zichzelf – iets absoluuts dat hij herkent als mooi. Schoonheid heeft geen ander 'belang' dan de mens te wijzen op het Goede en Ware – in zichzelf.
Hoewel Kants benadrukking van de subjectiviteit van de schoonheidsbeleving theoretisch het ethische en het esthetische ontkoppelt, is de idee dat wie zijn smaak ontwikkelt, zichzelf ontwikkelt en 'verheft', dankbaar opgenomen door nieuwe moralisten-van-de-vorm. Vanaf het prille begin van het design als discipline, eind vorige eeuw, is het een belangrijk argument voor de verfraaiing van de dagelijkse omgeving van gewone mensen geweest, dat 'schoonheid' het leven niet alleen veraangenaamt en versiert, maar vooral beter maakt, op een hoger plan brengt. Schoonheid in kunst en ambacht is niet alleen een esthetische kwaliteit, maar ook - en in de ogen van de vroege design avant-gardes: vooral - een ethische. Dat was de leidende gedachte achter William Morris' Arts & Crafts beweging, achter het Bauhaus, en organisaties als Goed Wonen.

William Morris:
'It is not possible to dissociate art from morality, politics and religion.'

In die optiek is schoonheid opvoedend en zorgt de omgang met mooie dingen voor betere mensen.

Kees Vuijk:
'Onze cultuur is doordrongen van de idee dat je door schoonheid jezelf leert kennen - en hoe beter je jezelf kent, hoe meer je de kans krijgt om jezelf te ontwikkelen. Dat was ook een politiek ideaal: Geef mensen de kans vrij te bewegen, laat iedereen zichzelf vrij ontplooien en dan wordt de maatschappij ook beter.'

Maar in postmoderne tijden zijn het Schone, het Ware en het Goede, naar het zich laat aanzien, definitief uit elkaar gegroeid. Schoonheid is niet meer eenduidig, evenmin als de morele grens tussen goddelijke pracht en duivelse verleiding nog zo makkelijk is te trekken.

Ulf Moritz:
'Je bent goed of je bent slecht; je wordt er niet beter van... In de beleving van schoonheid worden mensen misschien wat rustiger of meditatiever, maar 'beter' lijkt me hier een verkeerd woord... Goebels trouwde met een beeldschone vrouw en zorgde dat er prachtige films werden gedraaid, althans dat vond hij, hij dacht dat hij van schoonheid hield... De ergste boef kan ontroerd zijn door iets moois, om vervolgens iets verschrikkelijks uit te spoken...'

Rients Dijkstra:
'Ik denk dat ik mezelf meer heb leren kennen door lelijke dingen... Door het nadenken over de confrontatie van mooi en lelijk, daar word je misschien beter van. Maar de directe koppeling tussen mooi en goed...'

Moritz:
'...is fout, ja.'

Toch leeft het ideaal van een mooie wereld nog steeds, zij het op een andere manier - mensen verklaren tegenwoordig hun keuze voor iets vaak door simpelweg te stellen dat ze het 'mooi' vinden. Waarbij dat 'mooie' niet meer een logisch uitvloeisel is van een door een kleine elite geformuleerd schoonheidsideaal met de ethisch-ideologische lading van opvoedende waarde en sociale wenselijkheid. 'Mooi' is wat iemand mooi vindt. Het lijkt strikt een kwestie van persoonlijke smaak geworden, iets waarover je kunt twisten, maar waarvoor nauwelijks regels meer gelden. Mooie dingen spelen een andere rol, nu hun esthetische waarde niet meer is verankerd in een welomschreven ethisch kader.
In een op Kants filosofie steunend essay uit 1992 analyseerde filosoof Kees Vuijk de preoccupatie van onze cultuur met schoonheid en esthetische perfectie als één van de laatste 'allgemein subjektive' instituten van onze samenleving. Hij bedoelt daarmee dat het geloof in 'het esthetische' als enige de ondergang van het geloof in immateriele waarden lijkt te hebben overleefd.
Religie en politieke ideologie hebben hun status van morele en sociale richtsnoer verloren, en Vuijk betoogt dat, als je het op de keper beschouwt, eigenlijk alleen 'schoonheid', gepopulariseerd tot 'dat wat iemand mooi vindt' nog een waarde vertegenwoordigt die door ieder wordt onderschreven en nagestreefd.

Vuijk:
'Wetenschap en techniek zijn hun voorhoedefunctie kwijtgeraakt. Zij belichamen niet langer de idealen van onze cultuur. Ze zijn nog slechts de niet onbelangrijke, maar ook niet onproblematische - en daarom hoofdzakelijk banale - instrumenten van de moderne maatschappij. Er daagt een andere kijk op leven en samenleven. Een postmoderne cultuur breekt aan. Het proces dat deze ontwikkeling stuurt, zou ik 'de esthetisering van het wereldbeeld' willen noemen.
(in: De Esthetisering van het Wereldbeeld, Amsterdam 1992. p.52)

De tendens om alles en iedereen te bekijken en te beoordelen vanuit een esthetisch perspectief, zoals Vuijk die beschrijft, is vooral een teken van toenemende subjectiviteit. Objectieve waarheden bestaan niet meer in het postmoderne perspectief en het Ding an Sich is al helemaal achter de horizon verdwenen. Wij kennen de wereld niet meer, wij hebben er hooguit een mening over.
Die almacht van de subjectiviteit brengt met zich mee dat de smaak en het smaak-oordeel aan belang winnen.

Vuijk:
'Niet alleen onze verhouding tot anderen, ook die tot onszelf heeft opvallende esthetische trekken gekregen. Oppervlakkig blijkt dit uit het feit dat we veel bezig zijn met hoe we eruit zien, met ons lichaam, onze kleding, onze 'life-style'. (-) We willen smaakvol zijn en in de smaak vallen. (-) Onze smaak is wie we zijn. Mensen van nu moeten een smaak ontwikkelen en die met glans uitdragen.
Zonder smaak ben je niemand.'
(op.cit.p.55)

Maar wie bepaalt wat mooi en smaakvol is? Is goede smaak - naar Kant - een uiting van vrijheid, iets wat ieder voor zichzelf uitmaakt, of wordt de smaak geregeerd door regels, die misschien even strak zijn als oude kerkelijke dogma's - een baaierd van do's and don'ts, ins and outs die ons met hypnotiserende regelmaat worden ingeprent? Want wat 'mooi' is, wordt ons van alle kanten voorgehouden: niet alleen via de reclame, maar ook via televisieseries, soaps, en praatprogramma's.
Mensen willen mooi zijn, ze kopen dingen die 'men' mooi vindt, ze doen 'mooie' dingen - stijivol uit eten gaan, hedonistisch vakantie vieren, in smoking naar de opera. En als ze ontevreden zijn met zichzelf, laten ze zich face-liften, schaffen zich grotere borsten of een grotere penis aan of gaan tenminste onder de zonnebank.
In onze cultuur bestaat een geweldige druk om mooi te zijn, mooi te doen en je smaak te laten zien met mooie dingen. Een mens van deze tijd dient niet alleen bold maar vooral ook beautiful te zijn. Hoewel dus de ethiek van het Goede en Ware van de esthetiek lijkt losgekoppeld, is schoonheid daarmee niet 'waardevrij' geworden. Eerder lijkt het omgekeerde het geval: de smaak is gepromoveerd tot laatste ethische anker.
Als dat zo is, dan zijn ontwerpers en vormgevers - naast de sterren van de media - priesters in een nieuwe religie; een schoonheidscultus zoals die zelden is vertoond.

Moritz:
'Priester is wel een mooi woord: In het Oude Egypte of in de Mayacultuur schreven priesters de schoonheid voor en zetten haar naar hun hand... In die culturen werd alles despotisch georganiseerd, daarom is het zo harmonisch!'

Vuijk:
'Is het aanlokkelijk om als designer-priester je wil op te kunnen leggen aan de wereld? Om de mensen te kunnen verheffen?'

Moritz:
'Het voldoet aan een behoefte...'

Kunstenaars en designers hebben zich lange tijd de positie van bewakers van de goede smaak aangemeten. Zij hebben er immers voor doorgeleerd en zijn derhalve gerechtigd de schoonheid te vertegenwoordigen, als exclusieve kaste...

Shelley:
'Kunstenaars zijn de onerkende wetgevers van de wereld'.

...en afgaand op de populariteit van sommige ontwerpers en kunstenaars van nu, van Alessandro Mendini, van Philippe Starck, van Issey Miyake, is dat nog steeds het geval.

Vuijk:
'In de mode zie je die 'priesterlijkheid' heel duidelijk; de shows zijn opgezet als een liturgie... dat is een betekenisvolle ontwikkeling...'

Moritz:
'Het is een onderdeel van het leven; muziek, theater, visuele dingen zijn heel belangrijk...'

Vuijk:
'Wat zeg je daarmee? Je krijgt er een verhoudmg mee met iets buiten jezelf, dat groter is, mooier dan jezelf; ik denk dat dat de grond is van de behoefte om mooie dingen om je heen te verzamelen, dat je daarmee jezelf een persoonlijkheid verschaft. En dat hangt samen met het feit dat we zo weinig persoonlijkheid meer ontlenen aan andere contexten; dus niet meer aan maatschappelijke functie, familie of religie. Dat is vandaag de dag de rol van designers, die pseudo-religieuze trekken kan aannemen.'

Sinds de jaren tachtig - met de opkomst van de Italiaanse desiqnqroepen Studio Alchimia en Memphis - is er een grote heropleving van het design geweest. Het ging hier vooral om een herwaardering van esthetische, poëtische aspecten van vormgeving: 'mooi' hoefde niet langer functioneel te zijn, of 'maatschappelijk verantwoord', maar mocht weer gewoon, voor de passie en het plezier, worden beleefd en geuit. Achteraf doet daar, aan het begin van de jaren tachtig, het postmodernisme zijn intrede in de Westerse massacultuur. Er is een grote nadruk komen te liggen op de keuzevrijheid van mensen in het 'samenstellen' van hun eigen persoonlijke identiteit. De subjectiviteit van de persoonlijke smaak is als nooit tevoren een leidend principe van de cultuur geworden.

Jeffrey Deitch:
Reality, fantasy and fiction are merging into the inspiration for a new model of personal organisation. (-) The search for the absolute true self has been replaced by a constant scanning for new alternatives. (-) The emphasis on appearance versus essence is a central feature of the new construction of self-identity.'
(in: Post Human.catalogus.1992)

Nietzsche zou in zijn stoutste dromen niet hebben durven denken dat zijn adagium 'Nur als ästhetisches Phanomen ist das Dasein und die Welt ewig gerechtfertigt.' (Die Geburt der Tragödie, 1871) eens tot de slogan van de Westerse massacultuur zou promoveren, gepopulariseerd tot lifestyle. 'Man ist was man ißt' schreef ooit een andere Duitse filosoof; die karakteristiek van de menselijke conditie mag nu worden uitgebreid tot 'you are what you buy'. Door de produkten die iemand koopt, laat iemand zien wie hij is. Van eten, kleding en huisraad tot reizen, vermaak en beroep, alle bezittingen en bezigheden vertellen samen een verhaal dat de bezitter om zich heen weeft.
De kern van dal spinsel is een 'design' in de oude Italiaanse betekenis van disegno, een plan, een ontwerp, een voornemen. Het voornemen is om zichtbaar te maken wat vroeger onzichtbaar kon blijven, omdat het vanzelf sprak door de groep, de subcultuur, de klasse, de partij waarvan men deel uitmaakte en die iemands individualiteit vergaand invulde. Wat eens het voorrecht van de allerhoogste elite was - een eigen stijl - is nu een noodzaak voor elk individu dat 'zichzelf' wil worden in een massacultuur.

Moritz:
'Het is heel belangrijk je te omringen met een paar mooie spullen... Vroeger had je daar een samenhang in. Tot ongeveer 1920 maakten ontwerpers en architecten concepten van het begin tot net einde, het hele huis met alles erin. Alles tot en met het porselein werd één geheel. Dat wil men nu niet meer. Mensen vinden dat dat te ver gaat, dat het teveel inbreuk maakt op hun privacy. Tegenwoordig heb je mensen die zich kleden in Gaultier en wonen in Oisterwijk.'

Er is een systeem van waarden gesponnen rond het begrip 'mooi', dat reikt van het eten van het 'juiste' voedsel, via de keuze van de 'juiste' produkten tot politiek correct handelen. Design speelt in dat systeem een belangrijke rol. Ontwerpers beantwoorden de onstilbare vraag naar nieuwe vormen, nieuwe onderdelen in het patchwork dat de persoonlijke smaak is geworden.

Frogdesign:
We demand novelty, and this hyper-accelerated need for change fuels our toys-'r'-us tendencies. We now buy our most powerful aesthetic experiences from the culture and entertainment industries because nature can't deliver them fast enough. Beauty is not so much discovered as subscribed to, lined up for, or designed-in.
(infoscape by Frogdesign. Graphis, 294, nov/dec 1994, p.33)

Vorm zonder inhoud, zeggen critici, oppervlakkige schittering, die een sombere leegte overstraalt... Maar hoe dan ook is die aandacht voor het 'mooi' een cultureel feit, dat ontwerpers aan het denken moet zetten. Wat is hun rol, wanneer ze niet alleen werken aan functionele oplossingen van praktische problemen, maar gezien worden als priesters in een pseudo-religie die ons poogt te verzoenen met de onvolmaaktheid van het bestaan?

Gert Selle:
Is over-esthetization a trick of survival? An attempt to bridge over the de-sensualization of life?'
(There is No Kitsch, There is Only Design! in: Design Discourse, ed. Victor Margolin, 1989)

Misschien kunnen juist ontwerpers schoonheid opnieuw verankeren in een bredere samenhang dan het eenvoudige subjectieve 'vind-ik-wel-mooi-ja'. Misschien kunnen ontwerpers de poëtische gevoeligheid opnieuw een plaats geven in de dagelijkse omgeving...

Vuijk:
'Ik wil wat dat betreft een pleidooi voeren voor interactie: de consument zou veel meer zelf zijn vraag moeten kunnen stellen, waar de ontwerper dan een antwoord op vindt. Stimuleer de creativiteit van de opdrachtgevers. Stel ze voor de keuze! Dat zou het accent verschuiven naar wat de opdrachtgever en de consument aan verbeelding inbrengen, en niet wat de ontwerper aan verbeelding presenteert.'

Dijkstra:
Ik begrijp dat niet goed. Wat is er beter dan de situatie van mensen die maken wat ze graag willen, en andere mensen die dat kunnen kiezen. Als ze het mooi vinden? Het is ongelooflijk lekker om iets te maken zonder het te hoeven uitleggen, zonder overleg...'

Vuijk:
Ik wil iets dat me uitdaagt... In een conventioneel interieur weet je vervelend precies wat er moet gebeuren, en in een interieur dat hyperpersoonlijk is ontworpen, weet je niet hoe je moet reageren, anders dan met bewonderende overgave. Het één is saai, het ander is van de ontwerper. Voor mij is daar geen plaats, ik ben in beide passief, toeschouwer. Dat wil ik niet. Ik wil een consument zijn die aangeraakt wordt, en met dat gevoel wil ik iets kunnen doen, wat van mij is, wat de ontwerper nooit zou kunnen ontwerpen...'

Daarmee zijn we weer terug bij de ethische imperatief van het ontwerpen; niet de esthetiek zelf, niet de ongenaakbare schoonheid van het object is dan het doel, maar de handelingsimpuls die het de gebruiker gunt. Het pleidooi van Vuijk voor een 'interactieve schoonheid' is een herneming van het oude ideaal dat de mens zichzelf beter leert kennen door de omgang met mooie dingen.

Dijkstra:
'Het is zinloos om het begrip schoonheid teveel te isoleren. Het is een resultaat van het ontwerpen, maar als je het op zichzelf bekijkt, vervluchtigt het en kun je er nauwelijks nog iets over zeggen.'


mooi van lelijkheid
Maar misschien is er teveel moois. Misschien is al die nadrukkelijke etalering van goede smaak, wel teveel van het goede. Want, zoals Rem Koolhaas ooit suggereerde: komt schoonheid niet veel beter tot haar recht, wanneer ze een zeldzame verschijning is, te midden van een rustgevende zee van alledaagse lelijkheid?

Rem Koolhaas:
'We willen van zo veel mogelijk zo goed mogelijk en zo mooi mogelijk. In Aziatische culturen wordt wat dat betreft radicaal anders gedacht. Ik geloof dat men daar uitstekend kan leven met schoonheid als een geïsoleerd en zelden voorkomend fenomeen. Ik geloof ook dat men daar tegelijk een enorm incasseringsvermogen heeft voor uglyness of voor omstandigheden die niet speciaal lelijk zijn, maar die niets zijn. Gewoon niets. Ik bedoel, er zijn in Tokyo een heleboel gebouwen die geen enkele articulatie hebben, geen enkele bedoeling, geen enkele pretentie. Ze hebben geen enkele wil, ze zijn er alleen maar. Ze zijn enkel en alleen container. Dat heeft ook iets bevrijdends. Je wordt even niet lastig gevallen door al die oordelen. Je hoeft even niets te vinden.
Ik denk dat het een heel subtiele, economische wijze van beschouwen is die je gedachten vrijmaakt voor andere zaken..."
(Volkskrant 19/11/1994)

Vuijk:
'We leven in zo'n mooie wereld dat je je haast wel moet verzetten, dat het verzet dan weer een daad van persoonlijke smaak wordt...'

Moritz:
'Mooie dingen, die ons verrassen hebben vaak een kleine touch van lelijkheid... Issey Miyake bijvoorbeeld laat in zijn laatste modeshow heel oude mensen prachtige jurken showen. Er ontstaat een geweldig contrast tussen die soepele, perfect gevormde kleding en die gekreukelde mensen... Dat boeit ons. Dat is actueel: door de visuele overvloed reageren we alleen nog maar op schoonheid met een wond, met een gebrek. Daar wordt het mooier van. Ik geloof niet meer in de perfecte schoonheid. De tijd van het mooie en gave design is voorbij...'

Jean Beddington:
'Ja, als elk detail klopt, dan is het levenloos. Als je in mijn restaurant niets storend vindt, dan heb je dezelfde smaak als ik. En ik hoop niet dat iedereen dezelfde smaak heeft als ik...'

Ooit - tot ongeveer halverwege de vorige eeuw - was schoonheid een herkenningsteken van een elite, die de politieke, economische en religieuze macht vertegenwoordigde. Voor een lid van de elite was het belangrijk dezelfde smaak te hebben als alle anderen van dezelfde klasse; dat maakte het verschil zichtbaar met de massa, de heffe des volks.
Die klassegevoeligheid van een gezamenlijke smaak heeft de ineenstorting van de standenmaatschappij overleefd in de strenge regels voor merkentrouw en combinatie-codes van diverse lifestyles, de eredienst van het alligator-label en andere herkenningstekens. Het grote verschil is dat alle merken nu voor ieder toegankelijk zijn. Alleen wie zich geheel tot een groep wil bekennen, is consequent. De anderen permitteren het zich om hun alledaagse schoonheid samen te stellen uit wilde combinaties van het beschikbare. Gaultier en Oisterwijk, who cares?
Schoonheid is extreem subjectief geworden, en alle idealen van de 'hoge cultuur' ten spijt, is de hiërarchische afstand tussen de produkten van design-galerie Binnen en die van Blokker bijzonder klein geworden...

Gert Selle:
'The anonymous design for all has reached such a degree of esthetic perfection that attempts of avant-garde designers to create a postfunctionalist decorative product culture for connoisseurs and rich snobs recalls the folk tale in which the tortoise always gets there before the hare. The real avant-garde was already long on the warehouse shelves before 'Memphis' and others acted as if our product environment had for once to be brought to life and made playful, colourful and all new...'
(There is No Kitsch. There is Only Design! in: Design Discourse, ed. Victor Margolin, 1989)

Schoonheid kan niet meer objectief vastgesteld worden, noch door de goede smaak van ontwerpers, noch door het connoisseurschap van de critici. Wat blijft, is een gevoeligheid, die misschien wel het dichtst in de buurt komt van Kants' interesseloses Wohlgefühlen; een vrijelijk welbehagen in de poëtische kwaliteit van een verleidelijk produkt.

Andrea Branzi:
'The product, that is, must actively select its own user, promote itself to a particular social group and must avoid apparently objective but substantially anonymous qualities."
(The Hot House, 1984, p.142)

In een markt waar ieders smaak even goed en bewust is als die van elk ander, bestaat schoonheid alleen in the eye of the beholder.



Met dank aan:
Christine de Baan / Ellen Overweel / Renny Ramakers / Sjoera Nas / Hans Werlemann




max bruinsma