Public Interference
Symposium, SKOR / NAI, Rotterdam, 13 November 2002

 

Kunst.
Openbaar.
Ruimte.

Als criticus en schrijver over design en kunst vraag ik me af wat die term inhoudt: 'kunst in de openbare ruimte'. Een goede methode om daar meer inzicht in te krijgen, is een min of meer gedetailleerde analyse van de samenstellende begrippen. Drie woorden, en hun combinatie - wat kunnen ze betekenen?

1.
Kunst

 

Kunst wordt al heel lang gezien als een middel om mensen te ‘verheffen’, beter te maken.

Kunst, is dan het idee, zet je aan het denken.
Over de betekenis van het kunstwerk;
Over de verhouding tussen het werk en jou;
Over hoe het werk en jij zich tot de ruimte verhouden waarin je beiden aanwezig bent;

Verder dan die eerste vragen, die zich tussen object en subject afspelen, zet een goed kunstwerk je aan het denken over wat de filosofen ‘meta-vraagstukken’ noemen:

Wat betekent de betekenis die ik in het kunstwerk lees voor mij?
Hoe verhoud ik me tot wat het werk mij zegt?
Verandert het werk mijn verhouding tot mijn omgeving?
Zie ik de wereld anders, nu het werk er staat?
Verandert het werk mij?

Dat zijn misschien grote vragen, en misschien zijn we verleerd om dergelijke vragen te beschouwen vanuit een besef dat ze voor een belangrijk deel al in ons en rondom ons zijn beantwoord;

In onze verbondenheid aan een geloof, een ideologie, een culturele identiteit;
In ons bewustzijn van eerder geformuleerde bruggen tussen droom en werkelijkheid;
In onze zekerheid dat we de taal van het kunstwerk verstaan, zoals het kunstwerk onze taal verstaat…

Dit complex van gerelateerde vragen en antwoorden - dit rhetorische spel van medeplichtigheid - vormt de context voor de aanname dat kunst mensen beter maakt. 

De aanname dat mensen kunst begrijpen, en vanuit dat begrip een dieper inzicht in zichzelf en de wereld verwerven, is tevens de aanname die ten grondslag ligt aan de gedachte dat kunst in de openbare ruimte meer is dan versiering;

Kunst zet de ruimte in een ander licht, op een ander been;
Kunst veroorzaakt een verrassing in een overigens routineus waargenomen omgeving;
Door het doorbreken van die waarnemingsroutine, animeert kunst de nieuwsgierigheid, die in de dagelijkse ervaring van de openbare ruimte misschien was ingeslapen;

Door stelling te nemen ten opzichte van zijn omgeving, provoceert de kunst de passant hetzelfde te doen;
De voorbijganger wordt beschouwer;
Met Walter Benjamin in gedachten: verstrooiïng wordt aandacht.


 

2.
Openbaar


Wat is de openbaarheid anders dan een snijpunt van individuele ervaringen?
Een doorsnee van wat ons, als collectief, gemeenschappelijk is?
De grootste gemene deler van onze verschillen?
De optelsom van onze gedeelde verlangens?

Openbaarheid is een begrip dat ooit een versmelting inhield:
De ruimte van vrijheid, gelijkheid, broederschap;
De ruimte van het gezamenlijk belang, het algemeen nut;

De ‘agora’ - de marktplaats van ideeën en standpunten - waarop de openbare mens - de burger - zijn menig aan de man bracht, zowel in debat als in samenhorigheid met die grootste gemene deler: het algemeen belang.

Openbaar wil zeggen: 
Delen;
Dicussiëren;
Uitwisselen;
Stelling nemen;
Luisteren;
Het gesprek aangaan;
Zichzelf meten met de ander.
Zichzelf differentiëren van de ander.

Dat alles binnen die deler:
Het gedeelde belang van een leefbare samenleving;
Het verlangen naar samenzijn;
Het verlangen jezelf te kunnen zijn temidden van anderen;
Het verlangen naar vrije meningsuiting;

De openbaarheid verbindt twee ogenschijnlijk tegengestelde ambities van mensen:
Een ondeelbaar individu te zijn;
En deel uit te maken van een collectief.

De openbaarheid garandeert beide.

Dat is althans de grondidee van openbaarheid: dat wij onszelf kunnen zijn in een domein dat we delen met anderen, die ook zichzelf zijn. 

Dat wij, als ondeelbare individuen niet botsen, omdat we bepaalde essentiële waarden delen.

Openbaarheid is dus in eerste instantie een mentale ruimte, niet een fysieke:

Openbaarheid is de ruimte in onze hoofden, die we delen - willen delen - met anderen.


 

3.
Ruimte

 

Wat is ruimte anders dan: balans?
Genesis zegt het op z’n meest elementairs: 
God scheidde het water van de aarde, het licht van het duister, de ruimte van de oneindigheid…
Zonder die scheiding is, zoals de bijbel ons voortekent, "de aarde woest en ledig".

Ruimte wil daarom altijd zeggen: relatie.
Tussen voor- en achtergrond;
Tussen standpunt en horizon;
Tussen centrum en marge;
Tussen binnen en buiten;
Tussen domein en omgeving.

Zulke relaties leiden al millennia lang tot interpretaties:
De afstand tussen voor- en achtergrond suggereert een weg, een route.

Welke weg is de beste?
Hoe verhoudt zich dit binnen tot dat buiten?
Hoe markeren we de grens tussen een domein en zijn omgeving?

Elke ingreep van mensen (en niet alleen mensen) in de ruimte waarin zij zijn, vertegenwoordigt een interpretatie van die ruimte:

Is deze ruimte veiliger dan een andere?
Prettiger?
Beter geschikt voor ons doel?
Betekenisvoller?
Mooier?

Zodra een ruimte, door de afbakening, invulling en interpretatie ervan, is gedefinieerd, heeft alles binnen die ruimte betekenis.

Het zegt iets over die ruimte;
Het zwijgt over die ruimte;
Het bevestigt die ruimte;
Het negeert die ruimte.

Binnen een betekenisvolle ruimte is de ruimte voor betekenisloosheid zeer beperkt.


 

Ik vat samen:

 

- Kunst verandert verstrooiïng in aandacht.
- Openbaarheid is de ruimte in onze hoofden, die we delen met anderen.
- Binnen een betekenisvolle ruimte is de ruimte voor betekenisloosheid zeer beperkt.

Dat brengt me tot de volgende conclusies - stellingen, eigenlijk - over kunst in de openbare ruimte:

- Kunst in de openbare ruimte richt onze blik op het specifieke, en leidt af van het generieke van een ruimte. 

- Kunst in de openbare ruimte wordt verstaan vanuit wat wij als individuen in de openbaarheid delen. 

- Kunst in de openbare ruimte heeft altijd betekenis ten opzichte van die ruimte.
 

Ik geef toe: het meeste van wat in deze stellingen wordt geformuleerd, heeft betrekking op definities van begrippen, die tegenwoordig nogal aan semantische slijtage leiden. 
Om Hans van Houwelingen, een van de meest actieve kunstenaars in de openbare ruimte te citeren, uit een tekst bij een vroeg werk uit 1991:
"... zelfs aan het bestaan van openbare ruimte kan worden getwijfeld."

Waarom, als we even met Hans van Houwelingen meedenken, zou dat zo zijn?

Is er nog sprake van een ‘openbare ruimte’ als we de wereld steeds meer zien als een puzzle van afzonderlijke, deels overlappende en niet zelden conflicterende private domeinen?

Kan er nog sprake zijn van betekenisvolle ruimte als eenieder vrij is die betekenis naar eigen inzicht in te vullen en te ervaren, zonder zich veel zorgen te maken om de betekenisgeving door een ander, die dezelfde ruimte gebruikt?

Wat, kortom, is de betekenis van ‘publiek’, als het niet anders gedefinieerd wordt dan als som van een willekeurige hoeveelheid individuen?

En kan kunst nog betekenisvol zijn, wanneer ze alleen de grootste gemene deler van onze verlangens mag zijn, omdat ze anders door het geatomiseerde collectief niet begrepen, niet geaccepteerd wordt? 

Wat, kortom, kan kunst uitdrukken als haar ruimte zich moet beperken tot consensus?

Aan de andere kant:

Kusnt die zich in de openbare ruimte begeeft, neemt deel aan de openbaarheid - hetgeen betekent dat ze zich vooral uiteenzet met het publieke, en minder met het individuele;

De Benjaminiaanse ‘verstrooiing’ wordt niet geheel ongedaan gemaakt door de aandacht die het werk eist.

Het werk is, kortom, niet meer ‘autonoom’ zodra het de publieke ruimte betekenisvol wil betreden:

Het is een discours;
Een dialoog;
Een antwoord;
Een voorstel;
Aan de ruimte, niet aan zichzelf. 

Het kunstwerk in de openbare ruimte dient twee, soms conflicterende, meesters: de kunst en de openbaarheid.

De uitdaging voor kunstenaars die hun werk in de openbare ruimte willen verankeren is dus: 

Het individuele wortelen in het publieke;
Het debat tussen het individu en het collectief aangaan;
Persoonlijke betekenis relateren aan de publieke betekenis van de ruimte;
Het werk als ‘sociaal statement’ te zien, in plaats van als ‘private expressie;

Dat is wat kunst in de openbare ruimte ‘toegepaste kunst’ maakt, in de beste betekenis die die uitdrukking kan hebben:

Een toepassing van algemene waarden op een specifieke uiting;
Een individuele mededeling, die zich sociaal richt tot de medegebruikers van publieke ruimte;
Een ontwerp dat een eigen standpunt verbeeldt vanuit een inzicht in de collectieve bronnen ervan;
Een werk dat de potentie van de ruimte en haar gebruikers activeert;
Een persoonlijke interpretatie van een gemeenschappelijke vraag, 
die binnen de betekenis van de ruimte zinvolle antwoorden suggereert…

Als aan die inzichten en voorwaarden is voldaan, kan kunst in de openbare ruimte haar oorspronkelijke doelstelling, en die van haar opdrachtgevers, vervullen:

De burgers verheffen.




max bruinsma